666.
Dat moest ik zeggen als Bruce dingen deed die niet verantwoord waren. Als hij dus te veel gedronken had. Dat vooral.
Hij wilde wel ‘ns in zo’n toestand in z’n auto stappen. Of op z’n motor. Stomdronken met z’n scooter wegscheuren vond-ie ook heel normaal.
Als-ie waggelend op z’n fiets plaatsnam & daarmee slingerend ’t kruispunt overstak, liet ik ‘m gaan. Dan keek ik maar even de andere kant op.
Hij had me ervan overtuigd dat-ie daar naar zou luisteren.
666.
’t Getal van de duivel, zei hij. Dan weet ik wat er aan de hand is. De duivel is net zo rood als ik.
’t Scheelde inderdaad niet veel. Z’n rode bos haar, z’n sproeten, z’n pokdalige neus, z’n rode kop als-ie weer te veel gezopen had.
Vreemd dat-ie met zijn verschijning alle vrouwen aankon. Vrouwen willen helemaal geen teder aftastende heer. Ze willen een overdonderende praatjesmaker, die heel doorprikbaar tijdelijk belangstelling voor hun lichaam heeft.
Je zag overduidelijk dat z’n blik aan ’t lichaam van zo’n vrouw bleef plakken. Hij kon niet verhullen dat-ie daarmee alvast haar rondingen aan ’t bevoelen was.
& Als ’t ‘m lukte een gesprek met zo’n slachtoffer aan te gaan, ’t ging slechts zelden fout, dan leek ’t alsof zijn bewegende handen zijn woorden kracht bijzetten, maar was-ie eigenlijk bezig steeds dichter bij ’t begeerde object te komen daarmee.
Hij trok met z’n handen de straling uit hun lichaam. Stopte van steeds dichterbij zijn verlangen in hun huid. De vrouwen raakten er steeds meer van doordrongen. & Gingen uiteindelijk verder met hem op stap.
De volgende dag dronken ze dan vroeg in de middag bij mij nog een laatste biertje met elkaar.
Zij ging. Hij bleef.
& Ik zei aan ’t eind van de middag 666 tegen Bruce.
Waar hij weer niet naar luisterde.
Ik nam wraak. Ik kwam ‘m tegen in Haarlem. 10 Jaar later. In zijn toestand had-ie me waarschijnlijk niet willen tegenkomen.
Z’n jas stond bol van buik. Z’n pokdalige neus was gezwollen. Z’n vingers waren worsten geworden. Rood was nu alom aanwezig. Continu.
Hij bestelde cola aan de bar. Naast me. Ik kon niet om ‘m heen. & Hij niet om mij.
Ja, hij had een belangrijke afspraak straks. & Ik?
Ik was met m’n broers op stap. Museumpje pikken.
Maar wat voor belangrijke afspraak dan, hier in Haarlem, wilde ik weten. Woonde hij hier dan?
Nee, nee, nee. Als ik ’t voor me zou weten te houden. ’t Was verschrikkelijk. Had-ie maar een barman zoals mij altijd bij zich gehad.
666, zei ik.
Ja, 666.
Alsof-ie daar ooit naar geluisterd had. Maar ’t was dus uiteindelijk toch een keer fout gegaan?
Ik vroeg ’t met een verwijtende glimlach, ‘lekker puh’ stond in m’n gezicht te lezen.
Ja. Met z’n dronken kop een klein kind aangereden met z’n motor. Als-ie geluk had kon hij straks bij de rechtbank een taakstraf regelen.
Ik durfde eigenlijk niet, maar zei ’t toch, vlak voor ik terug bij m’n broers ging zitten.
Hoe zou iemand geluk kunnen hebben als-ie een klein kind aangereden had?
Ik tilde m’n 3 glazen bier op & liep bij ‘m weg.
In de hoop ‘m niet meer te treffen in Zijperspace.