Kijk, mijn zoon, zeg ik straks tegen mn neef.
Waarbij straks de dag van morgen is.
& Mn neef is dan nog steeds een neefje.
Kijk, mijn zoon, zeg ik, dit is een schilderij.
Alsof hij dat niet weet.
Ik zal onderwijzend voorover buigen, hoewel onze lengtes aardig bij elkaar in de buurt gaan komen, t verschijnsel van groei & krimp ziet u, & met een vinger wijzen naar alles wat zich afspeelt op t doek dat lang geleden is stilgelegd.
Ik weet dan. & Hij weet nog niet.
Dat lijkt me zo mooi.
Stiekem bereid ik me er nog wat extra op voor.
Ik sla een boek open. Ik zoek op wat een schilder oorspronkelijk bedoeld heeft. Waar hij bepaalde symbolen gebruikt heeft. En wat nat op nat ook alweer betekent.
Clair-obscur, hoorde ik een kind van 12 laatst in een museum zeggen.
Een man van minstens 70 was daar dolenthousiast over tegenover de suppoost.
Meestal, zei de man, zijn die kinderen druk & luid, wil je alleen maar dat ze zo snel mogelijk vertrokken zijn uit t museum, maar dan hoor je dat zon klein kind tijdens zon rondleiding weet te vertellen wat clair-obscur betekent.
Oh, prachtig vond-ie t.
Ik vond t ook prachtig.
Maar toch moest dat groepje van 15 leerlingen zo snel mogelijk oprotten.
Ik kon de audio-tour niet meer verstaan.
Ik drukte m nog even wat harder tegen mn oor aan gedrukt. Niets hielp. Die 75-jarige man klonk overal bovenuit met zn geheel terechte enthousiasme.
Kijk, mijn zoon, zal wel een mooie opening zijn.
Vooral met die hand, de vinger wijzend naar t naakt op t doek.
Nee, t is niet over naakte lichamen, zal ik mn neef proberen uit te leggen. Daar gaat t niet over.
Terwijl ik t ondertussen stiekem spijtig vind dat museumpersoneel, net als de bezoekers aldaar, zich op zon manier heeft aangekleed dat er ook niets van seks bij hun verschijning te bedenken valt.
Ok, ok, zal ik mezelf corrigeren, de erotiek ligt op t doek, nee, sterker: t druipt t doek af.
Waarna ik mn kleine neef uit ga leggen wat erotiek zou moeten zijn, waar hij tot dan toe slechts gehoord heeft over zware seks & heavy porn.
& Ik zal wijzen naar de doeken van Goltzius. Naar Mercurius. & Minerva. & Hercules met Caccus.
Ik zal m vertellen dat ik Hercules ooit anders heb gezien. In Frankfurt. In Euripides, in Appolonios van Rhodos. Maar dit, deze man, zal wel in t eggie, t echie, t egchie, hoe schrijf je dat ook alweer, wel iemand zijn geweest die veel geld had om zichzelf sterk te laten lijken ipv rijk.
Kijk, mijn zoon, zal ik zeggen, die man was rijk. & Hij leeft nog steeds. Ook al is-ie dood.
De goden, ja, zal ik denken, waar zijn die toch gebleven, in Zijperspace?