gum

Op de kleuterschool hebben ze me wijs gemaakt dat ik verschrikkelijk goed kon tekenen.
‘Je bent de beste tekenaar van de klas,’ complimenteerde jufrouw Janneke mij heel onpedagogisch.
Maar ze had ‘t in ieder geval voor elkaar dat ik niet meer om m’n moeder zat te janken.

Een oom wist me al snel uit de droom te helpen. De meegebrachte tekeningen, die ik, om extra snoep te kunnen bemachtigen als beloning voor onvermoede talenten, naar m’n Oma had meegenomen, werden vakkundig de grond in geboord door me te wijzen op scheef staande schoorstenen.
Hij liet me weliswaar zien hoe een normale schoorsteen recht omhoog vanuit ‘t dak de hemel in wees, tegelijkertijd maakte hij me duidelijk dat armen & benen van mensen iets dikker waren dan mijn 2-dimensionale streepjes, maar ‘t zorgde er alleen maar voor dat ik zonder een vrije val afremmende parachute verpletterend hard met beide benen op de werkelijke aarde terecht kwam.

Ik kon niet tekenen. Vanaf dat moment was ik er net zo hard van overtuigd als al de leraren & docenten die mij zouden begeleiden richting wasdom.
Vooral de ‘creatieve’ docenten waren die mening toegedaan.
‘t Grapje van m’n moeder, dat oorspronkelijk diende om mensen op de hoogte te stellen van mijn onvermogen te vinden wat gezocht moest worden, dat ik naast 2 linkerhanden ook behept was met 2 linkerogen nam ik over om in ‘t begin van elk nieuw schooljaar deze docenten vooral snel van de illussie te ontdoen dat ze met mij ook maar iets zouden kunnen bereiken. Er viel bij mij geen talent te ontdekken, zoveel moest vooral duidelijk zijn. Elke door mij ingeleverde tekening moesten ze op zich maar beschouwen als een prestatie van formaat. Al stonden er slechts 2 lijntjes op ‘t papier. Meer eer viel er voor de tekenleraar niet bij mij te halen.

Dus probeerde ik op gegeven moment, uit pure balorigheid, m’n hulpmiddelen in beeld te brengen. De inktpot, waar ik mijn inktpen in moest dopen, & ‘t gummetje waar ik m’n foute potloodstreken mee kon verwijderen.
2 Verschillende opdrachten in 2 opeenvolgende weken. Materiaalkennis, noemde de tekenleraar dat.
‘Maak een tekening met inkt,’ was opdracht 1.
‘Maak een tekening met potlood,’ was opdracht 2.
Ik wilde mezelf niet te veel vermoeien, in de wetenschap dat ik toch zou falen & ging niet op zoek naar een onderwerp. Ik nam ‘tgeen dat voor me stond.

Week 1 heeft-ie me nog aangemoedigd.
‘Je doet ‘t goed,’ zei heer Halsema over m’n schouder meekijkend. ‘Zorg dat ‘t goed droogt. & Denk om de schaduw.’
Dat was nou juist waar ‘t mij om ging. De schaduw. Hoe kon je nou schaduw weergeven als alles al net zo zwart was als dat de schaduw uiteindelijk zou zijn, dankzij de inkt?
Ik knikte & kraste nog een stukje gebrek aan licht op ‘t papier.

Maar de week erna was heer Halsema blijkbaar in een andere bui.
Bij de 1e ronde die hij over de schouders van alle leerlingen maakte zei hij nog vriendelijk tegen mij: ‘Als je tevreden bent, kan je ‘t straks gaan fixeren.’
Een woord waar ik nog nooit van gehoord had.

Bij de 2e ronde was ik zo goed als klaar. Ik had ‘t idee dat ik een gum had getekend. Dat ‘t best herkenbaar was.
Dit was de gum die ‘t verleden weg zou vagen. Iedereen kon zien dat er nooit meer zoiets onuitwisbaars gemaakt kon worden als mijn gum.
Zelfs de schaduwen klopten. Als je ‘m naast m’n daadwerkelijke gum vlak voor me zou leggen, was er geen ontkennen aan. Tenzij je te lang zou wachten & ‘t klaslokaal in duister gehuld zou zijn.

‘Goed,’ schreeuwde Halsema over mijn schouder, ‘ga jij maar naar de conrector.’
Ik keek om, in de veronderstelling dat-ie weer ‘ns een pratende leerling aan ‘t uitfoeteren was, om te constateren dat-ie zijn woorden in mijn nek zat te spugen.
‘Als je niet kan tekenen, dan moet je daar ook voor uitkomen,’ ging Halsema verder, ‘& je niet schijnheilig laten helpen door klasgenoten die wel dat talent bezitten.’

‘t Enige wat telt is wat je niet kan in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *