hagelbuitje

’t Is een scheur die door blijft gaan. Een krant die doormidden gaat, ’t knisperen van ’t uiteengaan van de 2 helften. Zonder haperen. Slechts een enkele keer lijkt er meer kracht gezet te worden.
’t Is ’t nieuws van de dag.

Hagelstenen hebben de aarde bereikt.
De wereld werd belaagd door een nieuwe aanval van hagel.
Een gordijn van hagel ontnam elk zicht.

Vette koppen, wereldnieuws, 100-en meters lang. & Om ’t belang ervan te ontkennen wordt ’t verscheuren ervan ten gehore gebracht bij ’t neerkomen van de bui.

’t Enthousiasme dat ervan afstraalt. IJverig springen ze op elk richeltje, alles dat uitsteekt of bloot ligt wordt besprongen. ’t Wordt zichtbaar gemaakt doordat zo’n korreltje er boven een buiteling maakt.
Je ziet ze niet neerkomen. Je ziet ze slechts opspringen. Pas als hun snelheid bij ’t neerkomen weerkaatst wordt ontsnappen ze aan de anonimiteit. & Daarmee maken ze gelijk hun slachtoffer bekend.
Zoals ’t stoere stramme blaadje, van een beginnend boompje. ’t Trilt op ’t ritme van de aanval, als een springplank die de duik in ’t diepe lanceert.

Ze kunnen zich in hun massaliteit niet anders presenteren dan onderbroken streepjes. Een duister grijs, dat maar niet volledig wil worden. ’t Gordijntje dat bij Oma voor de ramen hing, om de onderkant raam af te schermen. Wat zich er achter bevindt wordt als vanzelf niet meer dan een schim. Wij konden Oma herkennen, we zagen haar moeizaam uit haar stoel opstaan op ’t moment dat wij onze neuzen tegen de ramen drukten, maar een vreemdeling liep dankzij die grijstint aan haar voorbij.
Alleen wat ons bekend is blijft enigszins als dusdanig bestaan. Maar voorbij de achterkant tuin kom ik al niet meer.

Ze zijn blij dat ze in gezelschap zijn. Ze zoeken expres dat richeltje op waar reeds enkelen zich hebben verzameld. ’t Is een verdienste om op dat dwarse latje terecht te komen. & Vallen ze daar net naast dan warmen ze zich op aan hun vele gelijksoortige buren op de grond. Zo lang ze allemaal dezelfde temperatuur blijven houden, zullen ze voortbestaan, dat weten ze.

& Als je twijfelt over hun bestaan, begint de bui te grommen. ’t Wil zich meer & meer kenbaar maken. Al moet ’t uit de tenen komen.
Maar tegen ’t einde aan weerklinkt die zucht. Een stuip, een streling van we bedoelen ’t eigenlijk niet eens zo kwaad, een laatste golf.
’t Uiteindelijke zwijgen, dat blijkt dan de bui zijn grootste trots.
’t Heeft z’n punt gemaakt.

& Zijperspace is bedekt met al zijn punten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *