Handhje

‘t Gaat wel bweter, de volgende ochtend. De vingers strekken zich, zelfs m’n wijsvinger doet inmiddels ijverig mee. Ik weet alleen niet of ik nou controle verloren heb over m’n poink. De 1e die opgeknapt was, maar toch lijkt nou net die te bungelen over ‘t toetsenbord. Ongericht doet-ie de ‘o’ waar-ie de ‘p’ zou moeten doen, of doet-ie die dubbelop. ‘[‘ komt ook regelmatig voor.
& Als ik m’n tekst teruglees, blijkt er ook iets aan de linkerkant van de toetsen mis.
Ik almaar denken dat ik inmiddels alles weer kan. De letters verraden me. ”t Zijn stomme fouten. Herhalingen, spasmes van herhalingen omdat de spieren er plezier in hebben nog een keer op & neer te gaan. Ze hebben een oncontroleerbare behoefte te stuiptrekken.

Waar ik de nacht had willen verlaten, die van daarnet geleden, nog geen 4 uur slaap, kriebelt-ie door m’n vingers, specifiek uiterst rechts.
Ik kan ”’t me inbeelden, ‘t kan ook niet zo zijn, hoeveel fouten maak ik normaliter, is de pink niet een vanzelfsprekend onzeker fenomeen van m’n lichaam, de eeuwig gekromde, zodat-ie bijtijds aanwezig is voor de speciale klussen van de korte hoek?

Ik check gelijkertijd m’n geheugen. M’n toekomst doe ik er gemakshalve meteen achteraan. Van: wat voor zekerheid is er dat… Plan mezelf een komende avond alvast in, dit keer van: niet in slaap vallen op de bank, boek in de hand. Een door zwaartekracht & luie spieren kromgeslagen pols tot gevolg.
Ik zie zusters naast m’n bed. Bedenk gelijk: waarom moeten ‘t altijd zusters zijn.

Hé, ik maak geen fouten meer.

Draai mijn pols & voel ‘knak’, hoorbaar. De verkromming van de vingers tastbaar, voelbaar.
Ziekenwagen doet m’n hoofd associëren. Met beelden dat je naar binnen gerold wordt, zonder ook maar iets van kuilen of hobbels te voelen. Zo’n ‘baar’.

‘t Zal toch eens moeten gebeuren, een dergelijk scenario. Waarbij ik geen toetsenbord meer aan mag raken, de boeken mij hooguit voorgelezen worden. Remember de gesproken cassetteliteratuur La Sage ten Broek van Oma.
Ik had er niet eens zo veel jaren later, Oma allang dood, spijt van dat de duo-cassetterecorder toen nog niet bestond. Alle literatuur, gesproken, gekopieerd voor als ik zelf behoeftig naar ongeschreven taal zou worden.
Spijt herhaalt zich. Vermildt zelden. ‘t Is een immer stijgende trap, die stilaan groeit tot een onneembare vesting.

Ik klapper met m’n vingers als ik weer eens m’n pink schijnbaar slapend aantref, waar de nacht ervoor juist wijzen moeilijk ging.
Doe maar je ding, fluister ik hem toe, we kunnen ondertussen bij de correctietoets.

Die onaangename dingen kan doen vergeten in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *