h’sumse heide

Ik betaalde € 2,10 voor ’t enkeltje Hilversum-Noord. Ik was benieuwd wat ik voor de terugreis zou moeten betalen. 2 Dagen lopen zou ’t verschil tussen beide bedragen bepalen. Hoe duur is 2 dagen lopen uiteindelijk?
Dat was 1 van m’n 1e gedachtes mbt de wandeltocht. Onderwijl liep ik de lange rechte weg tussen ’t spoor & ’t mediapark om bij de bewegwijzerde route te komen. Ik liep gelijk op met mensen die terugkwamen van werk. Een korte dag gehad liepen enkelen met een tas aan de heup geklemd, ik met een rugzak. Hoe vaak zou men hier een rugzak voorbij zien lopen?

De hoek om & ik was voor hen verdwenen in de heide. De Westerheide, waar hordes oudjes hun pensioen genoten op fietszadels, routekaarten vóór op ’t stuur geklemd, elk beschikbaar bankje bezettend om de horizon af te speuren naar weidsheid, vergetelheid misschien.
Een enkele militair beschouwde z’n kaarten van ’t bewuste gebied, zei me in m’n voorbijgaan vriendelijk gedag. Ik staarde misschien te lang in verwondering over wat hier nog voor defensie in kaart gebracht moest worden. Tot 2 maal toe kwam ik 2 fietsende majoors tegen, de zelfde kaarten & net als de ouderen voor op ’t stuur geklemd, blijkbaar bezig omtrekkende bewegingen om hun meerdere te maken. De man die ik zojuist had begroet.
Op ’t onregelmatige heidepad zag een vrouw met hond me in de verte aankomen, waarop ze verkoos ’t fietspad te nemen, een 10-tal meters rechts van me. Ze vertrouwde haar hond misschien niet, veronderstelde ik. Ik was blij niet gedag te hoeven zeggen. De voldoening van voorbijgangers groeten vermindert naarmate er meer mensen om je heen bewegen. Men wil zichzelf steeds minder herkennen in de medemens naarmate de uitzonderingspositie benadrukt wordt. Ik liep tenslotte met een rugzak.
Ik moest nog wennen, hield ik me voor. Was ook nog te dicht bij ’t stadse leven.

& Ik moest wennen aan ’t ritme dat m’n rugzak kreunend weergaf. Een kreun bij de verbinding aan m’n rechterschouder, een steun bij ’t schuiven van de band boven m’n heupen, een zucht als alles voor even weer op z’n plaats terugviel.
Kreunsteunzucht, kreunsteunzucht, kreunsteunzucht.
Nog zeker 20 km zou ik in die cadans verdergaan. Van koorden & banden die zo strak stonden dat ze ’t niet konden laten steeds weer te zuchten van verlichting als ’t leek dat ze lichtjes gevierd werden uit dat regime.
M’n sokken moesten ook nog wennen, bedacht ik me. Of beter: m’n tenen, omklemd door nog verse, slijtagevrije sokken.

In de verte zag ik een terras. Uitzicht op de Zuiderheide, kerktorens van Hilversum waarschijnlijk ook. M’n routebeschrijving gaf een horecagelegenheid aan. Een koffiemok stond in de kaart aangegeven.
Een koffiemok veroorzaakt bij mij doorgaans trek in bier. Pavlov. Liters vocht hebben door de wandeling m’n lichaam verlaten, een mok koffie zou ’t vochttekort niet teniet doen.
Dichterbij gekomen zag ik dat 2 mensen eigenhandig stoelen uit hun werkloze houding zitbaar hadden gemaakt. De rest stond voorover tegen de tafeltjes aangeleund.
‘Ik geloof dat dit terras eigenlijk nog gesloten is?’ veronderstelde ik hardop.
‘Ja, ze hoeven blijkbaar geen geld te verdienen,’ reageerde de man. ‘’t Gaat blijkbaar te goed met de mensen. Ze verdienen genoeg geld. Anders zouden ze toch wel een terras opengooien met zulk weer, op zo’n plek.’
Een man die overal z’n mening over klaar had. Z’n vrouw glimlachte een enkele keer vanachter z’n rug. Hij becommentarieerde de wereld, uitzicht houdend op de hilversumse heide.
‘Kijk,’ wees hij naar een passerende jogger, ‘die man wil er zo snel mogelijk doorheen. Hij heeft geen tijd om de dingen te aanschouwen.’
Hij nam zelfvoldaan een trek van z’n pijp.
‘Hoe ver ga je?’ vroeg-ie mij.
‘Tot Soest waarschijnlijk.’
‘O, dat is nog 2 uur lopen. Ben je er om 5 uur.’
‘Nee, ik ben er niet eerder dan 7 uur, heb ik berekend. Ik loop een route. Niet rechtstreeks. & Ik heb 10 kilo bij me.’
‘In mijn militaire tijd berekenden we altijd dat we ongeveer 6 km per uur liepen.’
‘Als ik op een gegeven moment in m’n eigen tempo zit, dan loop ik dat ook. Maar ik ben nog maar net begonnen.’
‘’t Voegt nog niet,’ dacht ik ondertussen.
Ik trok m’n rechtersok uit, waar m’n tenen knelden. Zette m’n bril af. Veegde er druppels zweet van af, & borg ‘m op. Die kon ik net zo goed niet gebruiken, onder deze omstandigheden. Ik smeerde m’n armen & voorhoofd in met factor 10, nam nog een paar slokken water. Ik masseerde m’n kleine teen, probeerde ‘m in de juiste houding terug in de sok, terug in de schoen te stoppen, strikte de veters dit keer niet te strak & stond op.
‘Tot ziens maar weer,’ groette ik.
‘Ja, veel plezier,’ zei ’t echtpaar.
Na enkele passen door een bosschage was ik uit ’t zicht verdwenen. Weg uit hun wereldbeeld, vermoedde ik.

De route wordt vervolgd in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *