Op ’t moment dat ik ‘r niet meer zag schoot me te binnen dat ik de foto miste waarbij ze op ’t punt stond te verdwijnen. Misschien met een wuivend handje. Een glimlach. Een glimlach van treur. Ze wilde helemaal niet meer.
Nu zit ik opgescheept met een foto waarop ze tijdelijk afscheid neemt van haar fiets. Die ziet ze straks terug in Australië.
‘Dag fiets,’ zegt ze in de flits.
Vervolgens draait ze zich om & zegt: ‘Neem jij nou een foto van mij terwijl ik een foto van de fiets neem?’
& Ik druk nogmaals af.
2 Foto’s van hoe ze van me weggaat. Beiden precies op ’t verkeerde moment. Ik weet er niet de juiste emotie in te leggen. & Als de emotie er even later dubbeldik bovenop ligt, zit m’n toestel diep verstopt in m’n broekzak.
Ik zeg: ‘Da’s wel een heel tragisch afscheid.’
Ik wijs over de reling naar een gezin die voor de 3e keer omarmd, gekust, gestreeld wordt door een man die lang, heel lang weg gaat blijven.
Vast langer dan die 11 weken van ons.
‘Je gaat je dan afvragen waar die man dan heen gaat,’ probeer ik m’n verwondering uit te leggen. ‘Hoe lang? In welk gevaarlijk gebied?’
& Moeder de vrouw pinkt nog een traantje weg, zien we vanuit ’t café dat speciaal gebouwd is om dit soort taferelen van bovenaf voor te schotelen aan mensen die zich voorbereiden op gelijksoortige afscheidsceremonies. Kijk eens hoe ’t hoort. Kijk eens hoe jij je straks voelt.
& Ik voel ’t dus te laat.
Ik krijg pas een brok in m’n keel als ik haar lekkere billen wiegelend richting douane zie gaan.
‘Oh, mag ik dat nu wel denken?’ denk ik dan. Dat van die lekkere billen dan.
Snel een stapje achteruit, om symbolisch alvast afstand te nemen & zodoende de traan te kunnen wegdrukken. Jaja, dat is ook een illusie.
‘Ga jij maar lekker autistisch doen,’ had ze kort daarvoor gezegd.
& Ik wist dat ze gelijk had. Had ik ’t immers niet zelf uitgevonden? Zij weg, ik vervolgens kruipen in mezelf & de dingen die me eindeloos konden fascineren. Voor niemand bereikbaar, tenzij ’t mezelf uit zou komen.
Dus wist ik dat ik bij thuiskomst m’n Chromebook zou openen & m’n spel opnieuw zou spelen. Waarschijnlijk zou ik me ook wel weer bezig gaan houden met m’n bonen & m’n humus. & Boeken. Ik zou verzinken in boeken. Al dan niet over bonen. & Als ’t ff meezat zou ik, als zij weer dreigde terug te komen een systematisch overzicht hebben gecreëerd van alle recepten die maar enigszins een vleugje van bonen herbergden.
Ze wilde helemaal niet meer. Ze wilde helemaal niet gefotografeerd worden op Schiphol. Ze wilde niet meer pretenderen dat ze nog net zo veel durfde als vroeger. Ver weg, lang weg.
& Ik wil nu ff niet zijn zoals ik ben. Zo suf. Zo emotietraag. Ik wil voelen wat ik voel als ’t belangrijk is dat ik ’t voel. Niet achteraf, als ’t te laat is. Als ik die foto heb gemist die me ’s avonds laat nogmaals naar m’n beeldscherm doet kruipen om te controleren of ze nu echt weg is & pas veel later terugkomt.
Dus maak ik humus, met Krombek.
– 500 gr geweekte & gekookte Krombek bonen
– 4 takjes rozemarijnblaadjes
– 1½e rode peper
– 1 rode paprika
– 3 lente-uitjes
– 4 tenen gerookte knoflook
– 4 el tahin
– sap van 2 citroenen
– 4 el olie
– wat extra water
– peper & zeezout