katten

‘Door de delen leer je ’t geheel kennen,’ zei ik wijs.
Ergens gelezen, lang geleden ooit. ’t Zal wel iets uit de bijbel zijn geweest, uit de mond van een pastoor op de kansel misschien.
‘Maar wil iemand die delen wel te weten komen?’ vroeg Bertjan.
Had ik nog niet over nagedacht. Ok, ik wist dat er niet veel mensen lazen wat ik te schrijven had, maar dat weet ik tot nu toe vooral aan ’t feit dat bijna niemand wist dat ik op deze manier bezig was.
Snel, een antwoord evengoed.
‘Dat vind ik minder belangrijk,’ zei ik. ‘Ik moet 1st zelf die delen beschikbaar stellen, dan kan men zelf beslissen of men die tot zich wil nemen.’
‘Maar je had je tijd ook ergens anders aan kunnen besteden.’
Wise ass, dacht ik. Ik had die Bertjan toch niet als persoonlijke coach genomen om me aan ’t twijfelen te maken?

Bertjan had behoefte aan iemand om mee te praten & ik aan iemand die me zou stimuleren.
Ook iemand om mee te praten dus.
We belden elkaar. Niet te vaak, maar wel elke week.
Ik vertelde waar ik over schreef & hij vertelde wat-ie van ’t onderwerp vond. De rest kon-ie later altijd nog wel lezen, vonden wij beiden.
Hij vond me pietluttig, maakte ik uit z’n commentaar op. Nou ja, volgens hem was ik alleen maar geïnteresseerd in de pietluttige dingetjes.
‘Nee, da’s iedereen,’ verdedigde ik me.
‘Ja, maar niemand die er over schrijft.’
‘Dan werd ’t toch tijd dat ik dat deed?’
‘Maar mensen willen dat niet lezen.’
‘& Mensen kijken ook de meest afschuwelijke tv-programmma’s die over niets gaan.’
‘Dat is volk dat jij niet wil bereiken.’
‘Daarom schrijf ik ook anders dan dat die programmamakers hun tv-programma’s maken.’
‘& Dan denk je evengoed je publiek te bereiken?’
‘Als ze door hebben waar ’t over gaat, wel ja.’
‘Als ze door hebben dat ’t bij jou vaak over wc-papier gaat, bedoel je.’
‘Dat is toch een goed onderwerp! Beter dan dat ik over de katten schrijf die ik niet heb. Als ik over katten zou schrijven, zouden m’n verhalen al snel 12 uit een dozijn zijn.’
‘Waarmee je dus wil zeggen dat als iedereen over wc-papier zou schrijven, jouw verhalen over wc-papier wederom 12 uit een dozijn zullen zijn. Alleen ben je momenteel de enige die over wc-papier schrijft, dus dat bepaalt jouw kwaliteit.’

Hij zou eigenlijk een soortement geweten moeten zijn, een extern geweten. Iemand die me laat nadenken over m’n motieven. Maar ’t enige wat-ie doet is me verwijten dat ik ’t niet goed doe. Hij stimuleert niet, hij blokkeert.
Maar hij zegt op zijn beurt weer dat ik niet tegen opmerkingen kan. Dat ik alles interpreteer als kritiek, dat ik bang ben aangevallen te worden.
‘Dat zou jij ook zijn in mijn positie. Jij hebt makkelijk praten. Jij zocht iemand die je te woord wilde staan. Ik zocht iemand die me zou stimuleren.’
‘Ik stimuleer wel, maar jij pakt ’t alleen niet zo op.’
Hij heeft overal een weerwoord op. Ook als ik gelijk heb.
‘Dan zou je je pogingen om mij te stimuleren moeten aanpassen, een andere methode daarin zien te vinden, een ander uitgangspunt, want anders blokkeer ik alleen maar. Ik wilde nog tal van stukjes over wc-papier schrijven, maar sinds je opmerkte dat ik dan net zo goed over katten zou kunnen schrijven, durf ik dat niet meer.’
‘Je kwam er achter dat je zelf geen katten hebt.’
‘Zie je, nou ga je niet in op mijn kritiek. Je pakt een deel van wat ik zeg er uit & vergeet gemakshalve op ’t aspect van stimuleren in te gaan.’
‘Ga nou maar gewoon schrijven, dan spreken we elkaar volgende week wel weer.’
‘Ja, maar waarover? Ik heb geen kat in huis & ’t wc-papier is ondertussen ook al bijna op.’
‘Over de kat van de buren misschien?’

Maar die is ook al jaren geleden uit Zijperspace verjaagd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *