matras

Als ik zin heb om te lezen, leg ik me op bed. Maar van de liggende houding word ik, net als van ’t lezen, moe. M’n ogen sluiten zich, terwijl m’n armen nog ijverig m’n boek proberen te ondersteunen.
Ik schrik soms wakker van ’t boek dat kantelt. Als extra steun voor de soms zware boeken heb ik een extra kussen op m’n borst liggen. M’n handen hoeven ’t boek dan alleen nog maar in evenwicht te houden. Als ze verslappen komt ’t gevaarte naar me toe. Nooit helemaal, daar is de afstand tussen m’n hoofd & ’t boek te groot voor, dichterbij zouden m’n ogen niet prettig vinden, maar ik voel plots iets vallen. ’t Schudt me wakker.
Ik mag dan kiezen: opnieuw proberen of er aan toegeven.
De hele dag doe ik al niet anders dan dat laatste. Ik heb al een 5-tal hazenslaapjes achter de rug. ’t Gevoel begint te ontstaan dat de helft van de dag slaap is geweest.
Ik val ook in slaap als ik probeer te bedenken waar ’t over moet gaan. Hoe ik ’t moet verwoorden. Want de CZ is nog lang niet klaar. De CZ is zelfs nog niet begonnen, zou je kunnen zeggen.
Er moet 1st een begin zijn, daarna kan er aan ’t eind worden gewerkt.

Ik bedacht dat de CZ een unieke volgorde zou moeten hebben. Maar dat ’t tegelijkertijd daar niet te strikt in mag zijn.
De 1e keuze is al gemaakt: van rechterachtergordijn, via de 2 kamers, naar ’t linkerachtergordijn. Onderweg mag ik me laten afleiden door iets wat zich plots aan zal doen.
’t Kan nl zijn dat iets plots m’n huis zal verlaten. Op de valreep zal ik dat verhaal moeten vertellen. Want anders is ’t object er niet meer, kan ik ’t niet meer omschrijven, zo nauwkeurig mogelijk, ontbreekt er een bepaald stuk informatie. Misschien doet ’t feit zich wel voor dat zoiets vergeten wordt doordat ’t niet meer lijfelijk aanwezig is.
Stel dat iets dergelijks zich midden in de kamer bevindt, waar ik op dat moment nog lang niet aan toe ben, dan moet ik mij de vrijheid vergunnen van de volgorde der dingen af te stappen.

Ik zou ook de chronologie z’n werk kunnen laten doen, de tijd laten bepalen hoe ’t er uit gaat zien. Wanneer doet iets zich aan & laat ’t zich vertellen.
Dat zou me echter dwingen een notie van tijd op te nemen in ’t geheel. ’t Ene moment te scheiden van ’t andere. & Daar duidelijke afbakeningen bij te maken. Dit is ’t ene, dat is ’t andere moment.
Ik geloof daar niet zo in. Een moment bestaat mijns inziens niet. Een moment is een ondeelbaar stukje tijd. Op ’t tijdstip van een moment zou alles stil moeten staan. Waardoor er niets gebeurt. Waardoor alles niets is, in dat ene moment. Dan zou de schildpad winnen van de haas.
Ik geloof niet in de tijd, ook al hebben we dat zo afgesproken. Hebben we afgesproken dat we ’t zo ervaren.
Daarom is er geen tijd in ’t CZ, maar zal men dat wel als dusdanig ervaren. Tijd zal niet bepalen wat er in voorkomt, ’t ‘zijn’ draagt daar zorg voor.
Daar heb je dan weer tijd voor nodig, voor dat ‘zijn’, zal men zeggen, want ‘zijn’ verlangt een opeenvolging van momenten.
Dat is een concessie van de beleving, is daarop m’n weerwoord.

Zo denk ik, terwijl ik tussen boek & slaap lig. Ik bereid me voor. Ik vorm zinnen & vraag me af waarom ze daar zijn. Of ze er ook zullen blijven. Want ik weet dat ’t moeilijk is om met de ogen dicht ze lang binnen te houden. Zinnen willen vluchten als ze niet vastgelegd zijn.
Ik zou met ’t bed kunnen beginnen, bedacht ik. Dan houd ik die in ieder geval vast. Dan kan die me niet meer verleiden tot ’t inkorten van de tijd.
Dan zou ik moeten vertellen dat ’t verdiend is met bollenpelgeld. De laatste keer. Ik zou daarna nooit meer bollen pellen.
Ik zou ook nooit meer met Pam in bed liggen. Niet slapend in ieder geval. Ze heeft nog wel een keer zich naast me neergelegd, maar dat was meer een afscheid.
Haar vader had ’t matras opgehaald. Ik had ’t bij de V&D gekocht. M’n geld van de bank gehaald, ‘t gereserveerde matras betaald & haar vader kon de bestelling aan de achterkant van ’t gebouw diezelfde middag afhalen.
Pam was verontwaardigd dat ik evengoed nog een beroep op hem durfde doen. Maar dat was haar eigen voorstel geweest, zei ik haar. Zonder dat voorstel had ik ’t matras niet kunnen kopen, had ik ’t ook niet gedaan. Tenzij de bezorgkosten net niet te veel waren geweest, net niet toereikend voor m’n bollenpelgeld.
Hij kwam stuurs voorrijden. Met z’n auto met grote open laadbak. Hij zei niets. Hij wist dat ’t voorbij was. Dat soort dingen vertelde z’n dochter altijd onmiddellijk. Ook de dingen waar ze ’t niet mee eens was. Bijv dat ik een beroep op hem & z’n auto deed, ondanks dat.
Ik heb ‘m alleen naar boven getrokken. Voor de rest was alleen m’n moeder thuis. Pam & haar vader waren alweer vertrokken toen ’t geval voor onze deur stond.
Op zolder aangekomen heb ik ‘m uit ’t plastic getrokken & ben er op gaan liggen. Ik had nog geen dekbed om me onder op te warmen. Door de zware klus had ik die ook niet nodig.
1 Keer kwam Pam naast me liggen. Dat duurde niet zo lang.

Maar ja, wat is tijd nog in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *