Ben ik die vrouw tegengekomen? Die vrouw van m’n leven?
Of heeft ‘t nuchter gestel van m’n drinkend vermogen mij weer voor vreemde stappen behoed?
Ik weet dat ik minstens een uur op ‘t punt heb gestaan weg te gaan, maar elke keer uitgedaagd werd nog een poosje te blijven. ‘t Leven was veels te mooi. & M’n honger voor avondmaaltijd nog niet nijpend.
Er waren ook zo veel dingen te bespreken. M’n verhaal was nog niet verteld, m’n karakter niet verklaard.
Tegenover de vrouwen. Die o zo gretig leken te luisteren.
Moe. Verdronken. Weggevoerd. Of juist nog niet helemaal.
Vooral dat laatste uur niet, dat ik verdwaasd gelukkig door de stad m’n fiets opzocht.
& Ik werd volgepropt. Want was nog niet uitgesproken. Stottender/stotenderwijs vergetend/verschuivend/de waarheid verlatend. Maar dat maakte niet uit. Zo’n Ton was nog nooit vertoond. Zo leek ‘t.
Ach wel, maar niet tegenover de klanten. Waaronder ook altijd vrouwen blijken te zijn. Langzaamaan slipte de controle van wie de waarheid had uit m’n handen. ‘t Ongeloof speelde mezelf parten.
Ik moest naar huis & ben daar ook terecht geraakt. Slapend genoegen nemend met een maaltijd. Ontnuchterend ontwakend met een nieuw vergezicht.
& Dat is vooral die van een ontstellende dorst.
Maar Zijperspace is tijdelijk drooggelegd.
(& ‘t boek nog niet uit).