korps-meisjes

Maandagmiddag: 6 meisjes op 4 fietsen rijden voorbij. Ze dragen zwarte jasjes met rokjes eronder. Roze sokken bijna tot aan de knieëen. Gevlochten staartjes in ‘t haar. Ze kijken vermoeid, onwetend, jong, maar zeker niet ongeduldig.

Vrijdagmiddag: 2 meisjes komen vragen of een groep van 20 mee mag met de rondleiding. Aan de 1e, degene die ‘t meest haar mond opendoet, heb ik meteen een hekel. Bolle wangen, dikke lippen, onbenullige uitstraling. Een tut-student, waarvan 1000 in een dozijn, hier in Amsterdam.
Nee, zeg ik, ‘t is een gratis rondleiding voor mensen die toevallig komen aanwaaien, niet voor groepen. Die moeten betalen.
Als dan in ieder geval hun 6 meisjes meemogen, wordt gevraagd.

Ze vallen bijna om van de slaap, terwijl ik vertel over brouwen, gisten, lageren, schoonspoelen, afvullen. Ze lijken aandachtig te luisteren & dan vallen plots de ogen toe. Terwijl ze rechtovereind staan. 1tje Verliest bijna haar evenwicht tijdens deze staande slaap, maar schrikt wakker.
‘Waarom draag jij grijze ipv roze sokken?’ vraag ik haar.
‘Ik had gister een te grote mond volgens ‘t bestuur,’ antwoordt ze.

Ik heb ‘t korps altijd vermeden tijdens m’n studententijd. Elke studentenvereniging overigens. Altijd een zielige bedoening gevonden. Waarom moet je op een kunstmatige manier vrienden maken, waarom brallen, waarom in colbertjes lopen & mouwen scheuren?
M’n collega heeft dat gevoel nog iets sterker.

‘Ik moet ‘t merkje van m’n rugzak afknippen,’ zegt 1 van de meisjes tegen Drik, ‘heb je misschien een mesje of een schaar?’
‘Waarom moet je ‘t er afknippen?’ vraagt Drik achterdochtig.
”t Moet van ‘t bestuur.’
‘Ik heb geen mesje of schaar.’
Ik pak ondertussen de schaar van achter de bar & geeft ‘t aan ‘t meisje. Ze lacht lief.
‘Ik geef geen schaar als ‘t van ‘t bestuur moet,’ zegt Drik later, ‘die korps-leden moeten eens zelfstandig nadenken.’

‘Jullie hebben zeker weinig geslapen?’ vraag ik tijdens de rondleiding.
‘We hebben niet geslapen,’ zegt ‘t meisje met grijze sokken. ‘Afgelopen nacht helemaal niet. De avond ervoor 2 uur, daarvoor 3 uur. Ze zijn hartstikke gek. Je weet nooit wat er gaat gebeuren.’

Ik vind ze wel snoezig, zo met hun staartjes; aandoenlijk. Je zou er niet aan moeten denken zelf met van die ouderwetse jasjes over straat te moeten, roze sokken eronder. Tijdens de rondleiding heb ik meermaals de neiging om ff in lachen uit te barsten. Gebogen schouders, slaperige ogen, maar vooral de aanblik van de staartjes in ‘t haar voorkomen dat.
Jammer dat ze straks veranderen in die tuttebel, die op dit moment waarschijnlijk aan de bar zit te hangen. Of anders met haar mede-korpsleden aan de mobiel hangt om de volgende vervelende aktiviteit voor de meisjes te regelen. Als ze straks in die tuttebel veranderd zijn, herken ik ze vast niet meer. Hun haar strak naar achteren, samengebonden door een knip of een elastiek op ‘t achterhoofd.

‘Jullie wisten dus ook niet dat jullie een rondleiding gingen doen?’ vraag ik.
‘Nee.’
‘Ik hoop niet dat ‘t te saai voor jullie was,’ zeg ik nog steeds uit licht medelijden. Ze worden immers van hot naar her gesleept. Een week, misschien wel een langere tijd, van onzekerheid maken ze mee. Ik zou willen dat ze ‘t zelf niet wilden.
‘Oh, nee hoor,’ klinkt ‘t meteen. ‘Dit was 1 van de leukste dingen die we deze week hebben meegemaakt.’
Uit de slaperige gezichten fleurt iets van een glimlach op. Ze menen ‘t.
‘Laten we teruggaan naar ‘t proeflokaal,’ stel ik voor, ‘dan kunnen jullie misschien een biertje drinken, als ‘t van ‘t bestuur mag.’
‘Ja, daar ben ik wel aan toe,’ zegt de grijze kous.
‘Ik weet niet of ik dat wel binnenhoud,’ klinkt ‘t minder enthousiast van de andere kant.

Ik weet wat later de kinderen in ieder geval niet mogen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *