logés (3)

Maar altijd als ik zelf ergens bleef slapen liep ’t anders. Ik probeerde er in ieder geval altijd voor te zorgen dat ’t niet fout kon lopen. & Als dat wel ’t geval was, dat men dan in ieder geval er op voorbereid was. Men was er op verdacht. Men kon ’t verwachten. Men was op de hoogte. Men vond ’t niet meer zo raar. Meestal vonden de vrouwen, ze waren meisjes toentertijd, ’t best wel vertederend, verrassend, grappig, gezellig omdat ik ‘t verteld had, ietwat raar, maar omdat ’t zo apart was totaal te accepteren, lief zelfs, terwijl ik met schuchtere ogen, & bijbehorende blozende wangen nadacht over m’n bekentenis. Misschien had ik toch m’n mond moeten houden.
Daar is ’t verkeerd gegaan. Meisjes vonden ’t vertederend. Alles wat ik zei, alles wat ermee te maken had. Ze hadden nog nooit een jongen als ik meegemaakt. Ze stootten elkaar aan om non-verbaal te zeggen van: ‘Hé, heb je dat gehoord, wat schattig, wat lief, vind je niet?’ Maar eigenlijk geloofden ze me aanvankelijk niet, zochten ze overtuiging bij iemand van ‘tzelfde geslacht, om gezamenlijk te kunnen concluderen dat ik toch echt gezegd had wat ik had gezegd, 2 keer ‘tzelfde zeggen met de zelfde mate van geloof in eigen waarheid, dat kon toch niet anders betekenen dan ‘ja, hij zal ’t dan toch zeker wel echt menen, wellicht is ’t waar’, & gezellig volbrachten ze de rest van de nacht in mijn gezelschap, gezellig, vertederd & al die andere bijvoeglijkheden tezaam, maar wel in de gelijktijdige aanwezigheid van degene die ’t bevestigd had.
’t Heeft lang geduurd voordat ik ontmaagd werd. Maar ach, ik werd in ieder geval geaccepteerd. Met bijbehorende afwijkingen.
Dus hadden we heerlijk gezellige avonden, Suus, Inge & ik, die uitliepen in nachten, tot in ’t ochtendgloren toe, waarna we gingen slapen. Zij in volle overtuiging dat ’t geen kwaad kon. Ik in volle overtuiging dat ’t vertrouwd was. Hele zomers brachten we zo door. & Als ’t verkeerd mocht gaan, niemand die zich er wat van aantrok, een glimlach verscheen slechts op de lippen, een lach iets later in de middag, voor de gewone mensen avond geheten, een schater als we onszelf weer aan ’t benevelen waren richting de volgende dag die ons al aan ’t achterhalen was. In afwachting van wat mijn onbewust gedrag de komende nacht, of nachtrust zogezegd, weer brengen zou.
Dan legden we ons te bed. Vooraleerst ons ontkleed te hebben. Ik poogde niks aan te trekken van de blote borsten, hoewel ik exact wist welke vormen & maten, welke kenmerken ze droegen in beide gevallen, & zij hadden schijnbaar besloten ‘tzelfde te doen mbt ’t verschijnsel dat ik hun beschreven had. In zenuwachtig amechtig lachen van: ’t is weer zover. & Suus sliep in haar bed, als haar ouders op vakantie waren, & Inge in die van haar (hoewel ik me niet kan herinneren dat haar ouders ooit weg waren) of anders ik in die van mij, bij afwezigheid van Pa & Ma, waarbij de logés ’t bed tezaam moesten kiezen, gezellig naast elkaar.
& Onbekommerd, maar naarstig op zoek, werd ik de volgende ochtend, die middag zou moeten heten, aangetroffen, wroetend rond ’t bed, op zoek naar de onderbroek, die ik elke nacht weer, totaal onbewust gedurende m’n slaap, uitgetrokken had.
Ze wisten ‘t. Ze vonden ’t niet raar, hadden ze beloofd. Dus ik kon in slaap vallen naast een vrouw, een meisje kon men ze nog noemen, om de volgende dag te ontwaken, geheel ontdaan van m’n ondergoed, zonder iets van sex te hebben genoten, met Suus noch met Inge. ’t Was een afwijking, maar toch heel gewoon.

& Alles wat gewoon is, is een afwijking in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *