Mesje

Je zou ‘t bijna zonder hoofdletter schrijven. Zo’n miniatuur. Hooguit goed voor ‘t snijden der enveloppen. Hoewel hij inventief genoeg was ‘t ook elders in te zetten.
De Zwitserse alpen. ‘t Afknakken van zeldzaam in zijn ogen. Niet omdat ‘t die waarde zou verhogen, maar juist zou behouden. ‘t Moest immers geboekstaafd worden. Geregistreerd, behouden ook, dubbelzijdig beplakt in weet ik wat voor truc. Z’n plastificerende technieken die hij ooit van iemand had aangereikt gekregen. Hij kon daarmee conserveren.
Nimmer vergeten de alpse bloemen van 3 weken zomerreces.

Er waren bladwijzers. Smal met verdroogd omhoog starende aren, berankt met tedere vluchtig kleine bloempjes. Ik leerde later de namen, enkele familienamen dan. Hun bergendom, alpen zo hoog, zouden mij nooit meer bereiken. Hoe zacht hij ze ook ooit vleide op ‘t plakkend vlak. Dat nog even spiegelde & uiteindelijk de lucht tussen beide lagen uit perste.
Niet voor ‘t definitieve einde, een onomkeerbaar ‘niet meer’. Maar meer voor een punt zonder punt, z’n hand wrijvend om elke stip zuurstof er uit te drukken, vlak tegen vlak, druppelsgewijs uitknijpend. Zodat ‘t eeuwig leven begon.

Een boeket van klein formaat. Hij gaf ‘t m’n moeder kado. Zodat zij haar steeds zeldzamere streekromans kon sieren. Van waar ik gebleven was in de aldoor voortgaande liefde die ze beschreven, gerelateerd aan zwartwitte foto’s die mijn, hun, geschiedenis moesten vertellen.
Een boeket dat weliswaar niet geurde, niet in al z’n bekoring riekte van ooit straks gepasseerde, voorbijgaande liefde, maar voorbij de dood gaande glorie. Stromende zonsopgang die plots ‘t dal tussen de bergen deed stomen & alles opnieuw deed ontluiken.

Verborgen in verloren streekromanerfenis ergens in ever lost Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *