Waarom men niet makkelijk over pleisters praat of schrijft, dat vroeg ik me af. Terwijl ik de lipjes die ‘t plakgehalte ervan moet beschermen, aan weerszijden van de wond weg trok.
Je wordt als vanzelf melancholisch bij zo’n handeling. De vermankte lege fles in ‘t zelden zo dik voorkomende schuim der zee die me lang geleden m’n meest zichtbare litteken heeft bezorgd, ondanks de bescherming die er 5 min later op werd gemetseld. M’n gymleraar die de wandeling had georganiseerd, gaf me, ipv een stempel van afgelegde etappe, een tedere geruststellende behandeling. In tegenstelling tot de mondelinge ransel die ons moest dwingen tot beter ringoefeningen, bokspringen, volledige & niet halfwassen salto’s van de maandagavonden, van 7 tot 8 uur elke week, uitgezonderd schoolvakanties.
Later 8 tot 9 met nog grotere eisen. De stinkende pubersokken in de kleedkamer net zo pregnanter.
Hij was daar blijkbaar niet gevoelig voor. Of misschien juist wel. Maar een huilebalk wist-ie teder van uitstromend bloed te ontzien.
Ik gebruikte mijn zakmes. Er moest een plastic koordje verwijderd worden.
Men zou zeggen dat ik met m’n padvindersachtergrond wel op de hoogte zou moeten zijn van in welke mate ik afstand moest nemen, met élk lichaamsonderdeel, van ‘t scherpst van de snede. Op zeer jeugdige leeftijd al ‘t ‘insigne boomstronk hakken’ behaald, daarbij er wijselijk op gewezen dat de snede nooit in de richting van enig lichaamsdeel mocht wijzen. Slimme vaandrig die overijverige kampvuursprokkelaars wist te beteugelen & onbekommerd levenslessen gratis & onopvallend meegaf. Weer vergeten bij ‘t latere daadwerkelijke vuur proberen te punten van de pijl die hoorde bij een daardoor nimmer afgemaakte boog.
Bloed, bloed, pleisters tot gevolg. Mond kon ‘t niet stelpen. Tijdens kampvuur niet, met dat plastic koordje niet.
Tuurlijk ook m’n moeder. Gewapend met onzichtbaar. De spuitbus telkens duidelijk in beeld, al lang voordat ze ‘t zou gaan hanteren. Maar ik, m’n broers net zo bevreesd, bij ‘t minste wondje wetend dat ze mij zou binden in een ingewikkelde greep, die ‘t mogelijk moest maken de onzichtbare pleister toe te dienen. Veel bijtender dan de verontwaardiging van Ma zelf die ons binnen zag komen met 1 van ons verminkt.
Martelwerktuig. Een bij voorbaat dreigement om geen avonturen te gaan beleven waarbij splinterende takken of verminkende stenen deel van ‘t spel konden vormen.
Maar ik, later, die een schreeuwende, gillende keukenmeid-performance uitoefende vriendin wist te beteugelen door onmiddelijk te weten hoe je moest geruststellen, een vlinderpleister zelf bereidend in handomzien, stelpend, verbindend, voor zolang ‘t duurt.
Ze had even vertrouwen, de pijn die wij elkander deden kort gestild.
De zakmes inmiddels verborgen in diepe groeven van Zijperspace.