methylnenylketon

‘t Wordt steeds meer een strijd. De katten tegen mij. & Ik tegen de katten.
Als de buren ‘t te weten komen & er sterft een kat, zullen ze meteen naar mij kijken.

Mijn strijd houdt echter vooral in dat ik ze zo overdonderend mogelijk wil laten schrikken. Een ½e meter de lucht in, dan ben ik geslaagd in m’n missie.
Ik weet niet wat ‘t kattenhartje aan kan, maar ik voel me daarna in ieder geval niet schuldig.

Ik zit ook over ingewikkelde valkuilen te denken. Niet te letterlijk, die valkuilen, vooral een soort van spuit langs ‘t tuinpad, die automatisch een straal water op de voorbij sluipende poes doet terecht komen. Sensortje dat op beweging reageert.
Moet ik voortaan wel laarzen aan als ik de tuin in wil. Of ik moet ‘t nog ingewikkelder maken door er een afstandsbediening aan te koppelen.

Zij zijn echter nog steeds aan de winnende hand. Steeds vaker denk ik bij thuiskomst kattenpis te herkennen. Hebben ze weer m’n tuindeuren onder zitten sproeien.
Ik voel me geïntimideerd.
Ik kom hier ook maar in vrede.
Bovendien woon ik hier langer dan hen. Ik heb 1e woonrechten. Men kan niet zomaar mijn woonomgeving aanpassen naar eigen inzichten.

Van de week tijdens een telefoongesprek weer een kat verjaagd.
‘Jij hebt toch vroeger ook een kat gehad?’ werd er aan de andere kant vervolgens gevraagd.
‘Ja, dat was Fassbinder,’ reageerde ik.
‘Ik hoor dat je ‘t leuk vindt om te zeggen.’
‘Wat? Fassbinder?’
‘Ja. Dan klinkt je stem opeens anders.’
‘Komt doordat bij m’n ouders thuis niemand ‘m Fassbinder wilde noemen. Toen m’n moeder ‘m Poekie ging noemen, wilde ik ‘m niet meer als kat.’

Met diezelfde moeder ben ik vorig jaar een bestrijdingsmiddel gaan kopen. Tegen katten natuurlijk.
Als ik moet wachten tot ik een valkuil heb ontworpen, dan ben ik al 5 generaties katten verder waarschijnlijk. Met elke keer weer die drang zich voort te planten, zich kenbaar te maken aan de buurt, zijn reukspoor achter te laten, zijn terrein af te bakenen. Er lopen zo’n 20 katten dagelijks langs de achterste schutting van m’n tuin. Dat is heel veel reukspoor.

De verkoopster zei dat katten niet tegen dat geurtje konden. Dat geurtje van ‘t kattenbestrijdingsmiddel.
Maar net als sprinkhanen, rupsen en virussen worden katten immuun, want terwijl ik ‘kattenbestrijdingsmiddel’ aan ‘t intikken was, zag ik plots in m’n ooghoek een witte kat uitgebreid tussen de methylnenylketongeur zitten genieten van ‘t maartse zonnetje, ondertussen genoeglijk likkend aan z’n achterste.
Dat beest heeft misschien de ½e meter niet gehaald, maar ‘t moet toch zeker een gat van 44 cm in de lucht hebben achtergelaten.

Wellicht wat bewegingsvrijheid teruggewonnen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *