Niet moe.
’t Gebeurt me een enkele keer ’s ochtends. Zo zelden dat ik niet weet hoe ik ’t moet vieren.
Opeens zeker een uur extra kado.
Vaak ben ik zo moe dat ik ’t aan anderen vertel.
‘Hoe gaat ’t met je?’
‘Moe.’
Meestal kan ik ’t daar niet zomaar bij laten. Mensen maken dan kort contact met je ogen, om te peilen hoe moe moe is. Is ’t nog actueel? Lijdt-ie er onder?
& Dan bedenk ik me weer dat men die vraag niet stelt om de waarheid te horen. Maar probeer mij ‘ns tegen te houden.
Omdat ik die ene stap te ver al heb gezet, moet ik de 2e stap dan ook maar maken.
‘Ik heb de hele ochtend op de bank gelegen.’
Om me meteen schuldig te voelen bij die bekentenis. Ze vroegen alleen maar hoe ’t met me ging. Dat is voor de meeste mensen zoiets als ademhalen. Ademhalen binnen de relatie die men tegenover anderen heeft. ’t Geeft lucht.
Even nadenken of ik die vraag zelf ook zo vaak stel als dat ik die vraag zelf te horen krijg.
‘Alles goed?’
Dat zeg ik. Ik ben een alles-goed?-persoon.
Dat geeft de mensen meer vrijheid, denk ik. Een ja/nee-antwoord voldoet. Dat maakt liegen makkelijker.
Stellen ze die vraag aan mij: ‘Hoi Ton. Alles goed?’, dan zeg ik automatisch ‘Ja.’
Want bij een ontkenning moeten ze verder vragen. Dat kan je de mensen niet aandoen.
Poeh, wat ben ik fit vandaag. Ik heb zelfs tijd om me voor te bereiden op dat wat komen gaat.
Geen vertragende factoren aanwezig in Zijperspace.