Verontwaardigd word ik wakker.
‘Hè, verdomme. Moet dat nou?’ terwijl er niets te moet-dat-nou-en valt.
Maar ja, dat wil m’n hoofd nou 1maal. Die pikt ’t niet dat ’t voortijdig op non-aktief is gezet. Weliswaar tijdelijk, maar potjandorie, dat pikt-ie niet.
Ja, redelijk beschaafde taal bezigt m’n hoofd evengoed. Dat heb ik ‘m zo geleerd. Liever heb ik nog ‘potjandosie’, dat maakt ’t nl meteen weer een beetje belachelijk, maar m’n hoofd heeft nooit zo’n zin om zichzelf meteen belachelijk te maken. Eerder nog ff wat xtra kracht bijgezet.
Dus verontwaardigd word ik wakker. & Nog zeker een kwartier ben ik tegelijkertijd verbaasd over die verontwaardiging. Een verbazing die al snel kan omslaan in verongelijktheid, zeker als de verbazing de verontwaardiging niet kan overstemmen. Dan wordt de stemming als vanzelf verongelijkt. Onomkeerbaar proces is dat.
Ondertussen ontstaat er een bepaalde mate van moedeloos.
‘Waarom?’ lijkt m’n hoofd zich af te vragen, ‘waarom is dan niets normaal, zoals ’t zou moeten zijn & waarom bestaat er in dit hoofd geen vanzelfsprekendheid? Bijv over de uren die geslapen moeten worden & hoe laat ’t ontwaken daar bij.’
& Sloeg die moedeloosheid maar om in een middernachtelijke diepe rust, ’t aanvaarden van ’t middernachtelijk lot, dat elk ander normaal mens op dat moment doet verkeren in een afwezigheid in hun schijnbaar reële wereld. In deze schijnbaar irreële wereld, of in ieder geval onredelijk in mijn hoofd’s optiek, is de diepgang reeds gepasseerd, ’t momentum van trillende oogleden & voltooien van de 1e rem. Wreed werd ’t immer aanwezige bewustzijn geaktiveerd om de laatste zinnen van de dag ten uitvoer te brengen.
‘Maar wat is ‘dag’ als anderen reeds op ‘nacht’ worden gefêteerd,’ interrumpeert m’n hoofd z’n eigen monoloog.
Dus verontwaardigd word ik wakker, & ik schep de aarde & z’n zijn opnieuw.
Hopelijk in overeenstemming met de wensen in Zijperspace.