moederloos (1)

Ze stond op, smeet de theedoek die ze nog altijd in haar handen had op haar bord, klodders boerenkool vermengd met jus vlogen over ’t tafelkleed, en ze riep: ‘Ik ga weg!’

Voordat we wisten wat er gebeurde was Ma ‘t huis uit. De gangdeur galmde nog in onze oren na, die van de hal was nog een doffe klank in onze korte termijngeheugen, & de klap van de buitendeur stond vanaf dat moment in onze ziel gekerfd. We hadden nog een schim aan ’t raam voorbij zien stuiven, maar daarmee had onze moeder een laatste teken van leven in die van ons achtergelaten.

‘Moet je ook niet altijd je zin willen hebben,’ was ‘t 1e wat er gezegd werd, een verwijt van Theo aan Jan.
De discussie over de grootste gehaktbal dreigde weer opgerakeld te worden, slechts kort onderbroken door ’t vertrek van Ma.
Quint keek niet-begijpend om zich heen, zich afvragend waar Ma nou was, Marc spetterde met z’n lepel nog steeds onverstoord z’n slabbetje & kinderzit onder de pap, Carel zweeg een ijzige blik recht voor zich uit & ik wachtte op wat Pa ging doen.
‘& Nou is ’t over,’ sprong deze dreigend omhoog uit z’n stoel.
Een zwaai van z’n handen maaide tussen de grootste-gehaktbalstrijders, deed ze uiteenwijken, & deed ze plots beseffen dat Ma echt wel ‘ns definitief ’t huis verlaten kon hebben. Pa was nu alleenheerser geworden. ’t Was de vraag of ze daar iets mee opgeschoten waren. Ma had hem al op ’t moment dat-ie zou zijn opgestaan met een ‘Niek!’ tot een standbeeld doen bevriezen. Die correctietikken op de woedeuitbarstingen van onze vader zouden we node moeten missen.
Alleen dat al was reden genoeg voor Quint om in een oorverdovend gekrijs uit te barsten. Jan en Theo waren op slag hun respectieve gehaktballen vergeten. & ’t Deed mij beseffen dat ik vanaf heden als ½e wees ’t leven door moest komen. Bij die gedachte dienden de 1e tranen zich ook bij mij aan.

Ze had er al eerder mee gedreigd, ooit eens bij zo’n ruzie om wie ’t meeste eten opgeschept zou moeten krijgen ’t gezin te verlaten & naar een ver land te vertrekken. Om nooit meer terug te komen, zo had ze in die tirades voorspeld.
Meestal kwam ’t er op neer dat ze zich terugtrok op haar slaapkamer, de storm voorbij liet gaan & duidelijk maakte pas weer tevoorschijn te komen als de hele gore troep aan kant was gebracht.
Pa speelde de rol mee, door als bemiddelaar op te treden, voor onderhandelingen naar boven te gaan & de eisen bij de kinders op tafel te leggen. Gedwee werd daar door iedereen aan voldaan. Snel werd er nog een hap genomen, de restjes in de kliekjespan gemieterd, afgedekt in de koelkast geplaatst & op een geluidsniveau waarbij de vallende speld een orkaan aan lawaai leek te veroorzaken werd er poeslief aan de afwas gewerkt. Ieder opeens met vanzelfsprekende taken, ijverig & nauwgezet.
Ma kwam dan beneden. De familie verwelkomde haar, netjes zwijgzaam op een rij gezeten op de bank. & Als troost voor de mislukte maaltijd werd ’t lekkerste toetje uit de voorraadkast met z’n allen voor de tv verorberd.

Zoiets zou nooit weer gebeuren, wisten we dan.
Maar nu was ze weg. ’t Leven zou nooit meer ‘tzelfde worden.
We beseften de zegeningen tot dan toe met onze lieve moeder. Haar zorgzaamheid, haar geduld, haar doortastend vermogen, & boven alles, haar bekwaamheid inzake ’t verschonen van onze bedden.
Dat zouden we vanaf heden moeten ontberen.
Theo nam ’t op zich Marc nog wat happen van z’n vloeizaam goedje naar binnen te gieten, Jan verdeelde de taken onder de overige jongere broers, Pa ging verongelijkt naar boven, stampend op de trap, weer naar beneden, kwade blikken om de hoek van de gang werpend, om vervolgens stiekem in de gang een telefoontje te plegen.

De rest volgt vanzelf in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *