Ik fietste heel Nieuw Den Helder door. Van Zuid tot de Noordzee-buurt, van ‘t bejaardentehuis de Uyterton tot aan de Lichtbaak, de school van m’n vader. Om totaal zo’n 30 kranten te bezorgen. De rooms-katholieken waren dun bezaaid in Den Helder. Zeker de rooms-katholieken die op hun geloof de krant kozen.
‘t Was niet bijzonder; ik deed gewoon m’n werk. Fietste een stuk om op een bepaalde plek 1 van m’n kranten in de brievenbus te gooien. 5 Dagen in de week geschiedde dat in de middag, na schooltijd. Ik hoefde er niet vroeg voor op te staan & de temperatuur was over ‘t algemeen aangenamer dan ‘s ochtends vroeg. Ook al moest ik bij weer & ontij m’n ronde doen, men hoorde mij niet klagen. Ik spekte tenslotte m’n eigen portemonnee.
Ik zei de familie Nederstigt gedag, de gepensioneerde man die vaak voor ‘t raam voor zich uit stond te staren, of anders in de tuin aan ‘t wroeten was. Ik sneed de straatjes in ‘t Koggeschip, met z’n steile stoepjes omhoog & omlaag, die een speciale techniek vereisten als je daarbij gelijk een bocht wilde maken. Ik wipte aan bij m’n tantes, werd vergast op thee & koek, in ruil voor de gratis reserve-kranten. Op de maandag liet ik 1 van de 2 tantes stikken, want ik kreeg een gulden als ik bij Paul & Kees de sportkrant afleverde. Vonden de tantes niet erg; ik moest immers aan m’n inkomsten denken. Ik zag de kinderen van de families waar ik bezorgde geleidelijk aan groter groeien, zoals ‘t meisje van Laan, de ijsboer. Van kleuter tot 10-er. & Nog zeiden ze me niet gedag als ik voorbij ‘t raam richting brievenbus ging. Geen geschikte partij voor hun dochter leken ze daarbinnen blijkbaar te denken. Ik zag de dame in ‘t bejaardentehuis langzaam vereenzamen & krommer lopen. Ik liet me bijten door opgewonden keffertjes. & Bij zeer mooi weer, de grootste kick, werd ik helemaal ondergesneeuwd, kwam ik als de verschrikkelijke sneeuwman thuis.
Maar ‘t mooiste, elke keer weer, de grootste uitdaging, de spannendste tocht dag in dag uit, was om bij de school van m’n vader langs te gaan. Een krant moest afgeleverd worden bij ‘t aanliggende klooster van de Zusters Ursulinen, waarna ik door kon gaan naar ‘t benevens gelegen bungalowwijkje voor de volgende krant. Moest ik wel de huishoudschool van m’n vader passeren. Waar alleen maar meisjes op zaten.
Als ik m’n krantenwijk goed plande reed ik voorbij aan ‘t eind van een lesuur & zag ik de dames de school verlaten. Maar belangrijker nog was dat zij míj zagen passeren. Op z’n 11 & 30st. Zogenaamd om te kijken of m’n vader voor ‘t raam van z’n directeurskamertje toevallig stond. Dan konden we naar elkaar zwaaien.
Tergend langzaam passeerde ik de Lichtbaak, vooral als de planning juist was. Ik wierp m’n blik nonchalant richting schoolgebouw, wachtte de reakties af (‘Oh, dat is de zoon van de directeur’), zwaaide eventueel, & liet die reakties over me heen komen met een zeker gevoel van trots. Maar vooral ook opgewondenheid als bleek dat de meisjes me zagen.
1 Keer staat in m’n geheugen gegrift. Ik heb ‘t verhaal ook meermaals gebruikt om concurrerende vriendjes af te troeven. Vrouwen vonden mij aantrekkelijk, was de strekking van dat verhaal, kom maar op met net zo’n anekdote. & Voldaan trok ik m’n beste afsnoefblik uit de kast. Daar hadden ze niet van terug.
Zoals gewoonlijk fietste ik voorbij de Lichtbaak. Er stonden slechts een 2 meisjes buiten. Met ‘t gewoonlijke slakkengangetje, blik vluchtig richting ‘t mogelijke silhouet van m’n vader achter ‘t raam, passeerde ik ze op 5 meter. Niets te zien in de verte. Wel de blik van de 2 buiten, beiden enkele jaren ouder dan ik. Quasi ongeïnteresseerd keek ik weer vooruit, onderweg naar de bungalows.
Toen klonk iets wat ik slechts mannen eerder had horen doen. & Dan vooral bouwvakkers of gefrustreerde jongens van mijn leeftijd die goed op hun vingers konden fluiten (ik was in deze geen talent).
Voor de rest was er niemand op straat. ‘t Kon alleen maar voor mij bedoeld zijn.
Ik werd nagefloten. Zoals normaliter mannen aantrekkelijke dames nafluiten, werd ik nagefloten door 2 meisjes.
Ik ging op m’n trappers staan, maakte wat xtra vaart, hoewel totaal niet nodig, want als ik mezelf liet uitrijden kwam ik zonder moeite bij de volgende brievenbus terecht. M’n mannelijke hormonen zeiden me op dat moment dat ik vooral zo onverschillig mogelijk moest overkomen (Clint Eastwood & Kwai Chang Cain waren voorbeelden).
De lach die op m’n mond bestorven lag had echter de breedte van de bus waar ik de volgende krant in stopte.
De meisjes zijn inmiddels ereburgers van Zijperspace.