omgevallen

Geen keutels. Ik ben ’t nog gaan controleren.
Ik zakte licht door m’n knieën. Vooral niet te ver. & Liet m’n blik ‘schuiven’. Niet van hoog, maar van iets lager, waardoor ’t meer over de vloer leek te gaan. Zodat ik oneffenheden beter kon ontwaren.
’t Volgende moment trok ik me er weer zo min mogelijk van aan. Ik moest immers met een gerust gemoed m’n ontbijt bereiden. Dan kun je ’t beter wegstoppen. Een mens heeft concentratie nodig om ’t mes te hanteren, kokend water uit te schenken, een theezakje tevoorschijn te halen.

Evengoed besefte ik dat ’t een complexe situatie was.
Deur open, deur dicht? ’t Brood in de vriezer (zodat ’t elke dag vers gegeten kan worden) moest in bevroren toestand blijven. Dan mocht de keukentemperatuur niet tot te laag dalen. Kacheltje aan vergt veel stroom. Af & toe de kamerdeur open zou minder kosten.
Maar deur open, dan zou er vrije toegang zijn. Hoewel ik niet wist voor wie of wat. Er zou echter een grens wegvallen, 1 verdedigingslinie, 1 veiligheidswal waarachter ik doorgaans in m’n huiskamer achter verstopt zit, minder zijn.
Ik zette de boterhammen & de thee in de kamer & ging nogmaals op inspectie. Geen bewuste inspectie, meer een toevallige. Ik had een lepel nodig & die was alleen in de keuken te behalen.
De automatische daling vanuit m’n knieën, als eerder. Ik keek hoe vies de prullenmand was. Stof, spinsporen, klein beetje afval, een spetter die vanaf ’t aanrecht er op was terecht gekomen. Misschien soep, misschien satésaus, anders een druppel tomaat uit m’n tostie.
Niet belangrijk, niet belangrijk, dacht ik. Ik moet weten of er iets eetbaars in gezeten heeft. Of dat er een veeg op zit van een lichaam die er bovenop gevallen is. Zo’n prullenmand valt niet uit zichzelf.

Ik ontdekte ’t glas in de wasbak. Ook omgevallen. Net als de prullenmand.
Verdomme, dingen vallen niet zomaar. Daar heb je zwaartekracht voor nodig, zo was m’n conclusie.
Nou heb je overal zwaartekracht, ik heb tot nog toe niet anders meegemaakt, maar hier toonde ’t zich wel zeer aanwezig. Een prullenmand & een glas in de wasbak.
Voor de zekerheid, om overeenkomsten te zoeken, observeerde ik nogmaals de stil liggende prullenmand. Om me niet bedreigd te voelen schoof ik een ½e stap opzij. & Hield vanuit m’n ooghoek ’t reeds omgevallen glas in de gaten. Dat-ie niet nog meer weg zou zakken in m’n controle over de dingen.
Hoe moet ik nu de koelkast durven openen, vroeg ik mezelf af.

Ik bedacht een afdoende methode. Tenminste, de theorie ervan stond me wel aan.
Een paar keer heen & weer lopen. Nadenken, steeds weer nadenken, hoe de prullenmand te benaderen.
Hij lag weliswaar overzichtelijk tussen koelkast & aanrecht, in die smalle ruimte tussen beiden, een ruimte waar niet meer dan die prullenmand tussen zou passen, prullenmand leek ervoor geschapen & koelkast/aanrecht andersom, maar ik moest nog even beider functie in m’n hoofd als zodanig herbeschrijven.
Koelkast, prullenmand, aanrecht.
In die volgorde.
Geen wezen.
Geen wezen die dat kon bedreigen.
(herhalen, want dan werd de waarheid vanzelf waar)

Thee drinken. Boterham eten. Boel opruimen. Prullenmand recht zetten.
Dan zou ’t wel weer goed komen.
Dan zou ‘tgeen dat krom stond uiteindelijk weer recht zijn.

Ik liep naar de keuken, plaatste m’n bordje in de wasbak, waar daarstraks ’t glas overhellend hing, gedeeltelijk omgevallen was, & bukte.
Nu echt.
Bukte me om de prullenmand recht te zetten.
Ho, niet zo snel. 1st Kijken wat er in zit. Keutels & inhoud.
Ik greep ’t bij de rand & rechtte ‘t. Plaatste ’t rechtovereind. Deksel erop.

Toen keerde ik me snel naar veiliger regionen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *