Voor de watertoren werd ik afgesneden.
Hij zat ook op een fiets. Oerdegelijke stevige fiets. Hij kwam onstuimig schuin voor me staan, mijn voorwiel tegen de stoeprand klemmend, waardoor ik wel moest stoppen.
Keurige jongen, enkele jaren ouder, woeste blik.
Hij haalde snel een pasje te voorschijn. Hief ‘m naar me op & stopte ‘m meteen weer weg.
Ik wist niet wat-ie daarmee bedoelde te zeggen.
‘Ik wil je even ondervragen,’ zei hij.
‘Waarom? Ik heb toch niets verkeerd gedaan?’
Ik keek nog even achterom, om mezelf ervan te overtuigen dat ik door ’t groen van de gepasseerde stoplichten was gereden.
‘Ik wil wat informatie van je hebben.’
‘Wat dan?’
‘Hoe heet je?’
‘Waarom wil je dat weten?’
‘Ik ben rechercheur bij de politie. Ik laat je net m’n pasje zien.’
‘Laat die dan nog maar ‘ns zien.’
Hij zweeg. Keek streng.
‘Ik kan je ook meenemen naar ’t bureau. Maar dan zit je wel enkele uren vast.’
‘Daar geloof ik niets van. Dus neem me maar mee.’
‘Je bent er 1tje van Zijp? Marsdiepstraat?’
Hij was zenuwachtig. Kwaad ook. Ik had blijkbaar iets heel ergs uitgehaald. Op heterdaad betrapt, te merken aan zijn haast. Maar ik was me nergens van bewust.
Ik reageerde dus maar niet op z’n laatste vraag. Dat kon ik beter op ’t bureau doen.
‘Je oom heet Siem van Wijk?’
‘Wat dan?’
Oei, dat was als ½ toegeven dat z’n informatie klopte.
‘& Je hebt een broer met de naam Quint?’
‘Hmpf.’
‘Waar waren ze op 12 december?’
’12 December? Da’s bijna een ½ jaar geleden. Wat wil je van me horen?’
‘Je weet dat ze verdacht worden van verkrachting van je nichtje? Samen met nog een oom van je.’
Ik begon te lachen. Ik haalde m’n voorwiel weg uit de klem van fiets & stoep. Ik zwaaide met m’n hand om aan te duiden dat-ie flauwekul aan ’t kletsen was.
‘Hé, kom,’ zei ik, ‘fietsen we lekker samen naar ’t politiebureau. Dan gaan we even een mooi rapportje opstellen. Dat jij je voor rechercheur uitgeeft. & Dat je te veel luistert naar dat nichtje van me, dat allerlei vreemde verhalen over iedereen verzint.’
Hij bleef staan. Grabbelde nog wat in z’n broekzakken. Keek nog net zo streng. Maar een vleugje onzekerheid kwam in z’n blik bovendrijven.
‘Hè joh,’ ging ik verder, ”t kan best gezellig zijn op ’t bureau. Kom, ga mee. Leuk.’
Ik stond inmiddels voor ‘m met m’n fiets. Begon langzaamaan op te starten. Daarna sloeg ik traag de bocht om naar rechts, richting politiebureau.
‘Kom,’ gebaarde ik nog even naar ‘m & verdween achter de toren.
Hij staat nog altijd te wachten tot ik weerkeer op dezelfde plek in Zijperspace.