passanten

Ik hoor ‘m bijna nooit. Maar doordat ik ‘m door de kale takken heen voorbij zag gaan werd ’t geluid weer realiteit & tegelijk daarmee de trein zelf.
Een monotoon ruizen van ongeveer een ½e minuut. Niks geen ‘kedengkedeng’, niks geen onderscheidende bielsen, geen stoomfluit of een zwaar zuchtende kolos van een treinmotor.
Ik zag vluchtig enkele koppen door de raampjes flitsen. Ze hadden nog geen vaart, hadden net gepauzeerd op Muiderpoort & deden goed hun best niet aan station Amstel voorbij te schieten.
& Vanwege die vaart die nog geen snelheid had, dacht ik aan m’n onderbroek, waarin ik op dat moment stond. M’n t-shirt hing er ½ overheen. Maar ondanks dat beetje bekleding eroverheen zouden de details waargenomen kunnen worden, zogauw men de onbeschaamde blote benen zou opmerken. Van ‘t 1 komt ’t ander. Blote benen leiden naar nog meer bloot erboven & mocht dat bloot erboven niet bloot tonen, dan heeft men al snel de conclusie te pakken dat dit bloot door een onderbroek zal zijn bedekt.
Eigenlijk stond ik ademloos bij deze gedachte. De gedachte van de trein die voorbijkwam & mensen die over hun schouder mij zouden kunnen zien. M’n lange broek in m’n handen. Roerloos. Als ze dan toch naar me konden kijken, zij die met enige vaart aan mij voorbij gingen, & de moeite namen tussen de takken m’n huis & woonkamer te onderscheiden, dan mochten ze van mij die onderbroek best meepakken.
Geen exhibitionisme. Ik vroeg me gewoon wat af. & Was tijdelijk geparalyseerd doordat ’t me in beslag nam.

Elke lange reis ga ik voorbij aan m’n eigen huis. Ik hoef de stad maar te verlaten & ik kan m’n tuin, m’n gordijnen, m’n deuren, m’n ramen, m’n waslijn, m’n buren, alles zien, als ik maar goed oplet. Of als ik maar niet op Amsterdam Amstel opstap. Dat bederft de pret.
De heenreis is niet zo bijzonder. ’t Enige wat ik dan doe is kijken aan welke bomen ik de 20 meter leemte tussen de flats kan herkennen waar mijn woning tussen tevoorschijn moet komen. Zodat ik ’t op de terugweg weet.
Dit is de 1e flat, denk ik dan; kan ’t niet zijn. & Dit is de verkeerde boom. & Hier herken ik de woningen van m’n bovenburen niet. Deze doorkijk is te kaal: ik kan alles zien.
& Plots ben ik dan al voorbij de perzikkleurige flats die een groot gedeelte van ’t zicht op mijn huis belemmeren. Weer niet mezelf herkend. Weer weet ik niet waar ik sta in de wereld die ik bezig ben te verlaten. Hoe moet ik dat straks op de terugweg doen als ik verlang naar weer ‘tzelfde bedje, waarvan ik weet dat die zich achter ’t beeld bevindt, ’t beeld dat ik in een vluchtig moment zou kunnen zien opdoemen, dezelfde bank, ’t keukentje, de was die weer normaal gaat geuren, m’n schoenen op de vertrouwde plek onder stoelen & tafeltjes, m’n boeken altijd bij de hand, m’n weg-haast, m’n treuzelen, m’n wc-deur die ik altijd open laat staan, m’n slaap zonder pijn van een matje in m’n rug?

Als ik dan terugkom, dan schaam ik me wel een beetje. Ik recht m’n rug, ten overstaan van al die anderen die al uren bij me in de coupé zitten, ga ijverig m’n nek rekken, krijg een blik in m’n ogen van: ik wil herkennen, ik wil laten zien dat ik weet waar ik ben. Ik bid voor een betere doorkijk tussen de flats in & hoop dat alles toch maar wel ‘tzelfde is gebleven, vertrouwd & een heel klein beetje veranderd, toch, omdat ’t nou 1maal doorgroeit die natuur, die bloemetjes, die plantjes, de wind die waait & de regen drupt, de zon schijnt & de nacht valt, dat heeft ’t hier ook allemaal gedaan, ook al was ik er niet, dus moet ’t toch wel invloed hebben gehad. & Ik zit in spanning vanaf ’t moment dat we de 1e flats van Amsterdam in de verte zagen opdoemen, ik liet m’n 1e blik van herkenning al over m’n aangezicht vloeien bij ’t passeren van de Arena, pakte m’n rugzak alvast in, m’n boek weg, m’n huissleutels tevoorschijn, voordat we Amstel hadden aangedaan, was klaar om te kijken, te gluren voordat we die bocht van de Amstel af hadden gemaakt, & smeekte mensen zonder woorden te zien hoe ik in de buurt kwam van alles wat van mij was, waar ik vertrouwd was.
& Daar schaamde ik me dan voor, zogauw ’t voorbij was. Als ik m’n aanstellerige blik weer voor me uit richtte, in afwachting van ’t verlossende openen van de deuren, om me heen keek om te zien dat niemand zou kunnen bevroeden dat we aan mijn domein voorbij waren gegaan, waar ik binnen een ½ uur mijn rugzak op de grond zou werpen & ik in de tuin in een hangstoel zou gaan liggen, om weer een volgende trein voorbij te zien gaan.
Desnoods in onderbroek.

Want niemand die merkt dat-ie Zijperspace passeert.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *