Ik was te vroeg klaar. ‘t Bier op.
Of ik wilde blijven, terwijl zij ‘t daadwerkelijke kinderkookcafé deed.
De voorkant van ‘t boek kwam alweer te voorschijn. De kaft stond aan de muur te prijken, met herdrukken & latere edities ernaast.
Tante Wil vond ‘t toen een goed cadeau voor een overijverige kok in spe. Maar juist dat boek had de ambitie gesmoord.
Ik zei: ‘Nee. Heb nog andere dingen te doen.’
Liet doorschemeren dat ik ook eten moest.
‘Ja, maar dan kan je gewoon mee-eten,’ stelde ze voor. Met de kinderkokken & haar.
Maar ik wist dat zij ‘t niet zou worden. Uiteindelijk eindelijk. Wat moest ik bovendien met de ongemakkelijkheid van overijverige koks in spe in miniformaat?
Ik vond mijn weg naar een volgende kroeg, voorbij de verjaardag van een sober koffieconcert, met een beperkte toevoer van een drankje of 2, met handig buurtjeleen haalde ik uiteindelijk 4.
Zij gunde me dat extraatje. Wist van m’n werk.
Anders was ik vast niet gekomen.
De vraag om te blijven tijdens kinderkookcafé, de real life versie, was een 1e belofte voor een nuchter vooruitzicht. Dat kon bij mij niet na 4. Progressie, geen degressie.
Volgende kroeg was een bar. Het was meer dan dat, maar aan de toog kon je ongevraagd anoniem blijven. Alleen de barvrouw had ‘t recht meer te eisen.
De spaarzame mannen achter de bar door de jaren heen stonden hooguit ‘s middags. Ze stegen nooit boven zich uit in deze hegemonie van vrouw.
Ik vertelde van mijn bar. Er gingen 2 klanten plus gepaard gaande spoelbeurten aan vooraf. M’n blik die ‘t professioneel begeleidde. Ook die van haar.
Of ik ook…?
Ja.
Dus vertelde ik waar. & Als ze niets te spoelen had, nam ik de laatste teug & zocht naar nog wat meer van m’n laatste kleingeld.
De volgende dag. Zij met een vriend. & Zowaar een jas waar eerder slechts blouse.
Stel je voor. Je barvrouw van gister heeft een omhulsel.
Tussen de drukte door kreeg ik haar. Ik sloeg er een beurt spoelen voor over.
‘Waarvoor ben je hier?’
‘Ik was op stap. Samen met hem.’
Een knik. Ik zag ‘m. Had ‘m gezien.
‘Ik wist niet dat ik hier was.’
Ik had niet gedacht dat ze hier ooit zou komen. Dat zei ik ook.
‘Sorry, voor gister,’ legde ik uit.
‘Je had niet over m’n bazin hoeven praten.’
‘& Over haar dochter,’ vulde ik aan.
Als je dan straf krijgt, dan moet ‘t maar echt.
‘Wat krijg je?’
‘Nee, niets.’
‘Maar ik heb…’
‘Ik kan me heus herinneren dat ik gister…’
‘Ja.’
Ze kwam nog wel ‘t glas terug brengen.
‘t Boek ‘Kinderkookcafé’ werd m’n laatste herinnering. Maar ik werd te oud voor de inhoud. & Zij kwam er niet in voor.
Ik pikte ‘t glas van haar vriend op bij ‘t passeren van hun tafel. Zij beiden lang voorbij.
Ik lag lang later in bed met haar van ‘t kinderkookcafé. Maar was ondertussen weer in die andere kroeg. Waar de scepter vrouws heerst.
Ik weet niet of nog steeds.
Maar vast nog een man die drinkt in Zijperspace.