préééérrrèèèrrrrrèèèéééerrrruut

’t Gaat van ‘préééérrrèèèrrrrrèèèéééerrrruut’. Waarbij ’t einde zeer abrupt plaatsvindt. Een plotse stop. Dat maakt me wakker. ‘t Houdt me wakke. Wakkerder dan als ’t de hele tijd zou doorgaan. Ik sliep vroeger door ’t koeren van duiven heen, komend van de richel boven ‘t raam van m’n slaapkamer, omdat ze aan 1 stuk doorgingen.
Maar ’t heeft aan de andere kant wel weer iets geruststellends. De theepot die staat te trappelen van ongeduld. & Daarom overtollig lucht dumpt via een miniem gaatje. Ik lig op de bank na te denken waarom ’t nou zo graag wil. ’t Is goed daar over na te denken, denk ik er bij.
Liever aandacht voor de theepot dan m’n hart te voelen kloppen. Die bonkt momenteel overal doorheen. Of ik m’n hand nou op m’n borst heb liggen, of op m’n zij gelegen ben. ’t Lijkt of ‘t m’n lichaam lichtjes doet schudden. Ik weet niet wat ik verkeerd gedaan heb om in dergelijke mate op zijn aanwezigheid & z’n functioneren geattendeerd te moeten worden. Maar ik wil er niet over nadenken, mijn gewetensschuld tegenover m’n lichaam, ik wil niet weten hoeveel slagen hij maakt, ik wil de hypochondrie niet toe laten slaan.
M’n hart is ook verontrustender dan de bouwvakkers hiernaast, die eindelijk de vloer er weer inleggen. ’t Al maanden leeg staande huis wordt weer bewoonbaar gemaakt. Plank voor plank wordt er vastgespijkerd. Af & toe wordt een boormachine gebruikt. Maar die lage monotone brom stelt me op m’n gemak. Terwijl ik met ogen dicht op de bank lig. Alsof een zware vaderlijke stem me in slaap sust met een verhaaltje. Ik doe ’t verhaaltje, zij de monotonie. Als ’t alleen dat was, dan zou ik al een uur geleden over m’n slaap zijn heen geweest.
Ik zet de comp tegenwoordig ’s nachts uit. Hij begint me te vervelen. Met z’n continue stroom van ruis. Alsof de toon te hoog is afgesteld. Alsof er een zeer snelle golfbeweging in z’n geluid zit. Bovendien klinkt ’t alsof-ie niet geaard is.
Nu staat-ie aan. De comp hoort overdag aan te staan. Stel je voor dat ik iets mis. Ook al doe ik op de bank een poging slaap in te halen.
& Dan klinkt er een ritme dat ik nergens vandaan kan halen. Nee, dat ik niet kan plaatsen. Waar ’t vandaan komt. Loom in m’n droom weet ik dat ’t er is. Ik ben kaas aan ’t snijden, zoals op m’n werk, & ondertussen klinkt er een tik & een zomp. Schel tegenover drassig. Waardoor ik niet meer weet wat m’n mes doet. ’t Mes dat steeds meer kazen snijdt. In ’t tempo dat ’t ritme aangeeft. De kaasblokjes vliegen onder m’n mes vandaan. Ik weet niet wat ik hier doe.
Ik wordt wakker van de pruttelende theepot. De thermoskan. Préééérrrèèèrrrrrèèèéééerrrruut. M’n ogen zijn dicht geweest. Eindelijk.
Ik hoor de buurvrouw boven van de hometrainer afstappen. De tik & de zomp. Hiernaast pakken ze de boor weer ter hand. Tegelijkertijd wordt nog een plank genageld. Er komt een meeltje binnen meldt de comp.
Ik besef opeens dat ik m’n hart niet meer voel. De onrust is weg.

Dat ’t zich diep weggestopt heeft, ergens ver weg in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *