prik

‘Waarom krijg jij dan een prik?’ wordt er gevraagd.
‘Oh, vanwege m’n hart,’ probeer ik laconiek.
Waarbij meteen een corrigerende vinger zich van binnen opheft. Want je kan tenslotte ook doen alsof er niet al te veel aan de hand is.
‘Te brede aortawortel,’ verduidelijk ik dus maar. ‘Voor de rest kan ik alles doen. ’t Beperkt m’n activiteiten niet.’
‘Iets in de familie?’ vraagt ze verder.
Waarom stelt ze die vraag nou, flitst er door m’n hoofd. Trek ik een gezicht alsof ik veel familie heb? Spreken mijn ogen een verlangen uit ’t over hun te willen hebben?
Ik kan er links omheen laveren. ’t Zal haar niet opvallen. Ze kent m’n familie niet. Noch de doden.
Of gewoon m’n mond houden. Zoals velen zouden doen. ‘Zoiets’ zouden dat soort mensen zeggen, om vervolgens weer in hun boek te duiken.
Maar ‘hun’, de mensen die ‘dat soort mensen’ zijn, zouden die boeken lezen over tobbende, binnenvettende zweedse dominee’s?
Ik heb een slecht voorbeeld voor me liggen. Bovendien erger ik me al 100 blz aan de zielenroerselen van die godsprediker. ’t Zijn wel vaker zweden die aangenomen vaste waarden in traag tempo op hun grondvesten kunnen doen wankelen. Daar hoef je niet voor in god te geloven. Twijfel heerst alom & heeft overal dezelfde smaak.
‘Ja, m’n broer is overleden.’
Ik zeg ’t op zo’n manier dat niemand er aanstoot aan zou hoeven geven. Ook de andere tafeltjes niet. ’t Moet een mix zijn van nonchalance, van herinnering, van vergeten verdriet & van nu-met-de-schouders-eronder, weet ik ondertussen.
Terwijl ik tegelijkertijd denk: ‘Ach, ’t is alweer bijna 4 jaar geleden.’
Laatst had ik de verkeerde toon. Ik maakte er een grap van (Ja, m’n broer is dood, hahaha). Alsof dat nog niet erg genoeg was stond ik naast m’n gesprekspartner in een pisbak bier te lozen. We praatten verder tijdens ’t handen wassen, ’t verlaten van ’t toilet & ’t opnieuw beklimmen van de trap. & Die 2 minuten extra waren niet genoeg om de nare smaak van de verkeerde woorden weg te spoelen.
Ik probeer al de nevenonderwerpen door m’n hoofd te laten gaan die ik nu moet vermijden. Ik zit hier niet in een wachtkamer waar ik als oude kletsmajoor de dood van andere familieleden de revue moet laten passeren, de overige kwaaltjes alvast met m’n buurvrouw dien te bespreken of met m’n leeftijd te koop mag lopen. Er hangt geen scorebord in deze kroeg.
Ik doe ’t angstvallig. Ik weet dat als ik die onderwerpen in gedachten passeer, ik onderweg ook kan bedenken dat er iets tussen zou kunnen zitten dat rechtstreeks te maken heeft met de huidige situatie. & Dan kost ’t moeite m’n mond er over te houden.
Haar lippen trekken kort samen. Alsof ze haar vinger aan een speld heeft bezeerd & ze in deze omstandigheid niet mag gillen daarbij.
Hoe krijg ik die stomme broer nou weggemoffeld die te vroeg is doodgegaan, vraag ik me ondertussen af.
‘Maar goed dat je er over begint,’ zo stop ik Carel diep onder de grond, ‘ik was bijna vergeten dat ik die 2e prik nog moest halen.’
‘Ja, we mogen weer in de rij gaan staan om ons door de overheid te laten vergiftigen,’ lacht ze.
Ik heb haar de speldenprik doen vergeten.
‘Oh, maar als je niet aan ’t begin van de middag gaat & ook niet aan ’t einde, dan is er een grote kans dat ’t niet al te druk is.’
Zo wisselen we nog enkele tips uit over hoe je op een efficiënte manier langer kan blijven leven. We hebben een positieve inslag, denken we beiden. Dat hoort bij bier.

De rest is voor de wachtkamer van Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *