prunus

Prunus

Gisteren heeft de wind de blaadjes over m´n tuin verspreid. Er bestaan geen bloemen van de prunus meer.
Een verspreide witte deken. Met hele grote gaten.

Hij is van m´n buurman. De bloemen reikten nog net tot mijn tuin.
Ik stond tegen onze gezamenlijk afrastering geleund om de foto te kunnen nemen.
´t Geluid uit. Ze hoeven niet te horen dat ik bezig ben.

Zogauw ik de tuin in loop weet ik dat ik door zo´n 50 mensen gezien kan worden. Zoveel mensen wonen er om mij heen. Met zicht op mijn bezigheden.
Ik moet m´n aanwezigheid niet extra benadrukken. Zeker niet als ik foto´s neem.
Ik vind dat nog steeds niet gewoon.

Van de week zaten er in de kroeg waar ik bier dronk 2 mannen tegenover elkaar. Om beurten haalden ze hun camera te voorschijn. Ze registreerden elkaar, zittend in de stoel. Tegenover elkaar, in de kroeg.
Ik durf niet eens te laten merken dat m’n telefoon foto’s kan nemen.

& Meer nog: vooral de buurman die eigenaar is van de prunus mag niet zien dat ik zijn boom fotografeer.
Alsof ik ‘m steel. Beetje bij beetje.

’t Was anders ooit. Alles was van elkaar.
De vuilnismannen kwamen altijd bij de buren koffie drinken. Ze leunden tegen de muur. 1 Vuilnisman zette z’n rechterschoen tegen de muur tussen ’t huis van de buren & die van ons aan. & Als je zin had ging je er bij staan. Of er tussenin.
M’n moeder zei dat de buurman ook een tijdje vuilnis was wezen halen.

We hadden wel een hogere schutting in de achtertuin. Hoewel ik dat niet meer kan controleren. Wij kinderen kwamen er niet bovenuit met onze hoofden. Als de hond van de buren uitgelaten werd op ‘t achterplaatsje, konden we dat alleen aan zijn droge blaf horen.
Z’n keel was versleten, zei de buurman. Hij had minstens de leeftijd van hem.
Honden konden toch niet zo oud worden, wisten wij.
Jawel, want de jaren van een hond gaan sneller. De buurman vertelde dat een hond eigenlijk 7 keer ouder was dan z’n werkelijke leeftijd.
We leerden de relativiteit van de ouderdom. Hoe snel ’t ging & hoe langzaam.

Itam, de hond, stonk.
Dat was ook iets relatiefs. Maar dat wisten we toen nog niet.
De buurman had er geen last van. Wij ook niet. Pa & Ma wel. M’n oudste broers ook.
Dat was blijkbaar ook iets dat met de jaren kwam & dan op een gegeven moment weer verdween. Wij aaiden Itam & sommige mensen thuis vonden dan dat je je handen moest wassen.

Altijd 1st vragen, zei m’n moeder als we door ’t hekje van de buurman wilden om Itam te aaien.
Nee hoor, vond de buurman, jullie hoeven ’t nooit te vragen. Itam is ook van jullie. Itam is eigenlijk vooral van jullie.
We gingen naast ‘m zitten & wreven ‘m in de nek. Ook over die rare bult.

Tot-ie ons beet. Of eigenlijk net niet. Z’n bek haalde ’t niet.
De bult was gaan etteren. Zoiets zei de buurman. Itam had pijn.
Toen was Itam niet meer van ons. Itam was van zichzelf & ging uiteindelijk dood.
Die enkele keer dat we ‘m nog mochten aaien voordat ’t zover was gingen we uit onszelf onze handen wassen.

’t Regent vast nog wel een tijdje bloemblaadjes in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *