psor

In Londen ben ik verveeld geraakt van de vlinderstruik. Ik besloot toen dat ze de tuin uit moesten. Allebei.
’t Gaf voor mij daar de hitte aan. Alles snakte naar verfrissing, maar de vlinderstruik – alle vlinderstruiken – bleef onvermoeibaar in de volle zon staan bloeien.
Ik vind warmte niet mooi. ’t Ziet er uit alsof ’t je elk moment kan wurgen. Zo voelt ’t in ieder geval. ’t Beeld laat zich makkelijk daardoor beïnvloeden.

Daarom ligt-ie daar nu. In mootjes. Op de grote hoop. Me elke dag er aan herinnerend dat ik daar in de tuin tot zwetens toe heb staan werken.
Me er ook aan herinnerend dat ik lui ben.
Eigenlijk heb ik alleen maar moeite om tot handelen over te gaan. Maar sommige mensen zouden dit uit kunnen leggen als luiheid.

De grote hoop bestaat niet alleen uit vlinderstruik. Er zijn meer elementen in te vinden die aantrekkelijk geuren voor de dagelijks terugkerende vliegen.
Ik zou ze namen moeten geven. Ik zou ze de hele dag moeten bestuderen, net zo lang tot ik ze allen een naam heb kunnen geven.
Psor. & Lak. & Tsam. & Kriet. & Loel.
Echte vliegennamen.
Dan zou ik beter kunnen controleren waar ze zijn. & Wat ze uithalen.

De hoop heeft ook veel winde in zich. M’n grootste vijand. Elk jaar verlies ik de strijd van de winde. Hoewel ik er dapper & onversaagd aan begin.
Zo rond de tijd van de wilde hyacint begint onze oorlog. Dan slaat-ie met kronkelingen om de hals van de hyacint & zoekt-ie tastend naar een volgend houvast.
Daar probeer ik ‘m te smoren & ‘m bij de wortel uit de grond te trekken. Dan besluit ik om ’t hele seizoen dit beleid voort te zullen zetten.
Maar ’t kost me moeite om mezelf steeds weer tot handelen aan te zetten.

Een groot deel van de tuinafvalberg is dus de winde. Psor, Lak, Tsam, Kriet & Loel stellen zijn aanwezigheid in deze vorm zeer op prijs.
’t Lijkt me sterk dat ’t de dode takken van vorig jaar zijn die ze zo aantrekkelijk vinden, die ze elke dag terug doen keren.
’t Zouden nl ook de netelige tentakels kunnen zijn. De tentakels die zeer snel door de schutting van de achterbuur door komen kruipen. Door elke spleet van de wand die onze schutting heet, weet de plant zich heen te wurmen. & Al snel slaat ’t z’n tentakels uit. Z’n netels.
Ik weet dat ’t geen netelige tentakel heet. Ik noem ’t zo omdat ik ’t niet zonder speciale handschoenen aan kan pakken. Als ik met de knipschaar ten aanval ga.
De knipschaar heet ook geen knipschaar, maar de handeling staat momenteel zo ver weg dat ’t allemaal vanzelf een andere naam krijgt.
Zo zit er in de hoop verders nog komkommerkruid, die ook op haar beurt anders heet. Dat komt doordat m’n moeder toen ze op visite was een verkeerde naam heeft genoemd. Juist die verkeerde naam die ik goed kan onthouden.

Nou zit iedereen te wachten tot ik die hoop tuinafval eens op ga ruimen. Ikzelf incluis. ’t Zou een makkie kunnen zijn om alles in vuilniszakken te stoppen & aan de voorkant bij de vuilnis te storten.
Ik heb de netelige tentakels al lang geleden in kleine stukjes geknipt. Zodat ze niet al te veel kwaad meer kunnen bij ’t rapen & in vuilniszakken proppen.
Ik heb er ook tijd overheen laten gaan. & Regenbuien. De grote hoop is daardoor de helft zo groot geslonken.
Alles wordt steeds meer behapbaar, zou men kunnen zeggen.

Ik blijf echter kijken naar Psor, Lak, Tsam, Kriet & Loel. Met al hun vriendjes & familieleden. Misschien zijn ’t wel de nakomelingen van die vroege pioniers. Ik weet immers niet hoe lang ’t leven van die 5 vliegen heeft kunnen duren.
Bij ’t hoofdstuk Vliegenkunde was ik de 1e die tijdens de biologieles in slaap is gevallen.
Daarom is ‘t achteraf beter dat ik ze toch nog een paar namen geef. Dat lost een hoop op. Wellicht dat ik ze dan zal kunnen onderscheiden.

Terwijl ze daar om m’n grote hoop vliegen. Ze bidden eigenlijk. Ze hypnotiseren door hun onophoudelijke rituele vluchten de hoop & z’n inhoud. Ze vliegen er omheen zoals ze 7 keren de muren van Jericho hebben geslecht. Zodat uiteindelijk de vuiligheid vanzelf naar buiten komt.
Komkommerkruid, netelige tentakels, winde, vlinderstruik & nog enkele wanproducten waar ik in taal nog niet aan toegekomen ben.
’t Lijk af & toe alsof Psor, Lak, Tsam, Kriet & Loel op de grote hoop gaan rusten, maar dat is ’t licht dat wel eens verkeerd valt & m’n zicht enigszins belemmerd. Ze gaan gewoon door. Elke dag weer.
Ik kan alleen niet zien of ’t nog steeds dezelfde zijn. Misschien zijn ’t hun dochters wel. Of anders hun zonen.

Daar kunnen we niet zeker van zijn in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *