realiteit

Ik had ‘m gebruikt vlak nadat de vuilnisophalers weer waren begonnen. Van een afstandje, om te controleren of er niks in de zak zat. De steel van de schoffel was lang genoeg om vanuit de deuropening de zak te beroeren. Even schudden, dacht ik. Dan schrikken ze zichzelf wel dood. & Als niet dood, dan heb ik toch nog altijd de deur weer bijtijds dicht.
Ze hadden nl de zak opengereten. Misschien wel open gevreten. Op 3 plekjes floepten restjes tissues & aluminiumfolie uit de zak te voorschijn. Er lagen zelfs stukjes op de grond. Ze hadden ’t onderzocht, dat stond wel vast, op eetbaarheid. & Waarschijnlijk waren ze op hun zoektocht nog even wat dieper in ’t zakje gedoken. Misschien zaten ze er nog steeds wel in. Hadden ze ondertussen een nest gesticht in dit paradijselijk oord dat eens mijn afval heette te zijn. Eigenlijk ook nog steeds was. Tot ’t moment dat de vuilnismannen hun werk weer serieus zouden nemen.
Dus ik deed die zak op z’n grondvesten schudden. Van op een afstand met de schoffel. Om daarna opgelucht adem te kunnen halen.
& Vervolgens had ik nog steeds niet de euvele moed om de zak op te rapen & in de inmiddels lege verzamelbak aan de overkant van de straat te deponeren.
Ik was bezig verdergaande listen te verzinnen.
Zoals nogmaals met de schoffel schudden.
Of nogmaals door ’t raam kijken, onverwachts, met de deur dicht, net op een moment dat ze van plan waren met ’t gezin naar andere oorden te verhuizen vanwege algehele beroering alsook huisvredebreuk.
Of m’n handschoenen te lokaliseren, m’n handschoenen voor ’t werk in de tuin, om afstand te scheppen, afstand tussen mijn lichaam & de vuilniszak, de muis & mijn lichaam.
Zulke listen.

Dus die schoffel stond daar nog. 2 Weken later. De vuilniszak had ik inmiddels verhuisd. Met alle moed der wanhoop & handschoenen die eigenlijk voor werken in de tuin bestemd waren.
Die schoffel dus. Tegen ’t raam.
& Daar kroop nu een muis tegenop.
’s Ochtends vroeg. Ik was nog maar net wakker.
Ik herinnerde me allerlei films. Zoals ik wel vaker de daadwerkelijke dagelijkse realiteit weet te vertalen in geruststellende afstandelijke beelden afkomstig van ‘t doek of beeldscherm.
Een muis blijkt nl behoorlijk echt te lijken op wat zich allemaal afspeelt in de film- en televisiewereld.
Deze muis was voor een sterrenrol geschikt. Beter dan die muizen in ‘The witches’ naar Roald Dahl. Zo behendig als-ie tegen een bijna rechtopstaande steel van een schoffel wist te lopen.

Ik schrijf aan Roswitha:
Tegen ’t raam aan geleund staat de steel van de schoffel. Daar kroop een muis langs naar boven. Tot helemaal aan de top. Nog geen 2 meter van me vandaan. Ik heb nog nooit zo duidelijk een muis kunnen ontwaren.
Ik dacht: die moet zo gruwelijk bang van deze plek worden, dat-ie nooit meer terug durft te komen. Dus tikte ik heel dapper op ’t raam. Toen ging-ie naar de tafel met de planten & liet z’n koppie daar meermaals zien. Nu durf ik niet meer naar buiten, laat staan de deuren naar de tuin open te zetten.

Alsof ik ’t daarmee red. Alsof ik daardoor dapperder word. Alsof daardoor de muis niet langs de steel omhoog is gegaan. Alsof ik de gebeurtenis daardoor kan bezweren. ’t Niet levensecht leek.

& Dan hoor ik ook nog Roen zeggen, van de week op visite, m’n tuin beschouwend: ‘Wat groeit er verder allemaal in je tuin?’
Dat vroeg-ie daar waar je niet echt meer dieper kan, waar de tuin ophoudt met een gestructureerde tuin te zijn & duisternis wordt, een onoverzichtelijk geheel van overhangende takken & bossen bloemen & groen waar niet doorheen te dringen valt.
Waarop ik zeg: ‘Dat weet ik nu niet meer.’
‘Wat dan niet?’ vraagt-ie belangstellend, van alsof ik op vakantie, te lang weggeweest ben.
‘Omdat ik niet meer durf.’
‘Niet durf?’
‘Nee, want daar achter kunnen allemaal muizen zijn. & Padden. & Alle andere dingen die je helemaal niet kan zien.’

Dan kijken we liever de realiteit van een film over Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *