restverhaal

We gingen een deur door, een afdeling op, ook al was m’n moeder nog in twijfel over of ’t wel de goede was. De 1e gang was rustig, maar al gauw kwamen we in geroezemoes terecht. Met verpleegsters die na kort overleg elk een andere kant op liepen.
M’n moeder wist ’t niet: ‘Waar is ’t nou ook alweer?’
Ik wist ’t al helemaal niet. Nog nooit geweest. Hoewel ’t nog wel deed denken aan 20 jaar eerder, toen m’n opa opgenomen was in ‘tzelfde verzorgingstehuis.
M’n moeder klampte een verpleegster van achteren aan: ‘Ik weet niet waar ik moet zijn. Alles lijkt hier zo op elkaar. Weet jij misschien waar mijn man zit? De heer Zijp.’
‘Oja, mevrouw, ik heb ’t soms ook nog. Er zijn ook zoveel gangen. Meneer Zijp zit in de kamer aan ’t eind van deze hier.’
Ze wees. M’n moeder herkende ’t weer.

In een stoel bij de tv zat een vrouw met een knuffelbeer. Alsof ze de beer borstvoeding wilde geven. Ze gilde. Niet aan 1 stuk door, maar wel vaak. Alsof ze aan ’t zingen was zonder de woorden nog te weten.
Achter me zat een groepje bewoners een echt liedje te zingen. Ik herkende de melodie. De woorden waren me echter vreemd. De verpleegster moest op een gegeven moment ’t koor alleen laten om zich met andere zaken te kunnen bezighouden.
‘Zingen jullie maar lekker door.’
Dan was ’t stil. Tot plots een mevrouw weer begon. Met een oude, doch welluidende stem. Regeltjes die uit een vreemd ver verleden leken te komen. Haar buurman bromde mee. Hij kon de tekst niet volgen.
‘Wat een feest hier,’ zei de verpleegster die binnenkwam.
De vrouw met de knuffelbeer begon weer te kraaien. Waarop ’t lied achter me van tekst veranderde.
‘De vrouw maakt verschrikkelijk lawaai,
& heeft alleen maar aandacht nodig,
O waar komt toch al dat geluid vandaan,
We willen alleen maar rust.’

Ik stond in de gang. De wc-deur stond open. Een man kwam er uit.
‘Zo, ze hebben ’t weer gedaan.’
‘Jaja,’ reageerde ik, om toch iets te zeggen.
‘Ik zal ’t even in orde maken.’
(‘Dat is Henk,’ zei m’n moeder later, ‘een vriend van Ome Siem, van op de Marsdiepstraat.’
‘Hij is belangrijk,’ zei ik. ‘Hij lijkt de zaken hier wel eventjes te regelen.’
We lachten. Want we hadden ‘m ook nog zien overleggen met enkele verpleegsters. Die hadden niks van z’n importantie aangetrokken)
Even later kwam de verpleegster langs.
‘Hé, de deur staat open.’
‘Ja, er kwam net een bewoner uit,’ zei ik. ‘Moet-ie dicht blijven?’
‘Ja, anders blijven ze de hele tijd maar op de wc’s staan.’
Ze deed de deur op slot.

Wisseling van dienst. Er kwam een nieuwe verpleegster binnen. M’n moeder zei haar gedag.
‘Die heb ik wel vaker gehad,’ zei m’n moeder later. ‘Die is erg goed.’
De nieuwe verpleegster liep naar haar collega’s. Degene die ons de weg in de gangen had gewezen liep meteen op haar af. Stak haar hand uit.
‘Hallo, ik moet me nog voorstellen. Ik ben Diane.’
‘Ik ben Diana,’ zei de ander.
Diana & Diane, zag je ze denken.
M’n moeder zei later ook nog dat ze ’t ongelofelijk vond dat die mensen dat werk konden doen.
‘Zo’n baan zou ik nooit aannemen.,’ zei ze.
M’n moeder is inmiddels te oud om te werken, dacht ik.

We liepen de verkeerde kant op. We kwamen op een kruispunt met allemaal vreemde gangen. Verderop zagen we personeel in blauwe uniformen lopen. Ipv wit. Ze duwden een bed. Dat hadden we nog niet eerder gezien.
‘Volgens mij moesten we toch de andere kant op.’
Maar de tranen waren in ieder geval verdwenen toen we de goede weg terug liepen.

Ongemerkt gebeurt er eigenlijk nog veel meer in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *