Na 1 dag vertelde ik mn verhaal aan mn collega. Zonder haperingen. Niet noemenswaardig, in ieder geval. Ik vertelde, zij luisterde. Ik was geëmotioneerd, zij suggereerde, ik vulde aan.
De dag ervoor had ik mn verhaal aan mn broer verteld. & Hij die van hem. Ik stond verbaasd. Overdonderd. Verloren.
Niet alleen gelaten, niet hulpeloos. Daar had ik nog over nagedacht. Ik ben oud genoeg, zelfstandig genoeg, had ik me plots beseft, om niet meer afhankelijk te zijn. Niet meer emotioneel, niet meer in daadkracht, afhankelijk van mn ouders. Hooguit van de naaimachine van mn moeder. Om mn broeken te repareren. & Een blik, een vraag, een belangstelling. Maar meer hoeft niet. Ze hoeven niet meer ongerust te zijn, dacht ik.
Iemand hield mn hand vast terwijl mn broer zn verhaal deed. Noodzakelijk. Steunend. Om lawaai te voorkomen. Ik kon me daardoor inhouden.
Ik vertelde mijn verhaal aan mn broer. Een ander gedeelte. Hij luisterde. Anders dan ik luisterde, maar hij was 1 & al oor. Ik kreeg de woorden amper uit mijn mond. Wist de emoties ternauwernood te benaderen.
Maar 1 dag later vertelde ik mn verhaal aan mn collega. Ik wist niet waarom t me lukte. Ik stelde me mezelf voor in een grote zaal met luisterende mensen. & Probeerde te achterhalen of ik t dan ook kon.
De 2e dag vertelde ik slechts gedeeltes. Aan weer iemand anders. Meer was niet nodig. De waarheid kon vermeden. De grotere waarheid. Een gedeelte van de waarheid is niet volledige waarheid. Ik staarde in de verte op zoek naar de gemoedstoestand van vlak daarvoor. Nog maar 2 dagen geleden. Ik herinnerde me ex-vriendinnen, t geleden leed, de dagen van dragen, denken dat je er niet bovenop zal komen, de tijd die heelt & hoe lang t uiteindelijk duurt. Was dit tzelfde, was dit vergelijkbaar? durfde ik mezelf als vraag te stellen. Ik zag mezelf wederom t katheder betreden, klaar voor de toespraak, brokken die trilden in mijn stem & de ruimte evengoed galmend vulden.
& Soms voel ik me dan een verrader. Een verrader van de man die alleen slaapt op zn kamer. De kamer die niet meer zn kamer is. Ook al is-ie nu terug thuis. Elk moment kan-ie wakker worden & beseffen dat hij niet meer bij m’n moeder is, niet weten waar, niet weten wie er op hem wacht.
Terwijl ik me hier voorbereid, op een groter afscheid, op een moment van verdriet dat minder verdriet zal worden, op een toespraak over hoe hij eens was. De tranen worden kleiner, & hij ziet er steeds minder van.
Zijperspace zal ooit verdwijnen als in een nevel.