resumé

Hij haalde z’n kam te voorschijn uit z’n borstzak, sloeg die af tegen z’n knie, & trok met 1 haal in ’t midden, 1 aan de rechterkant, 1 links, al z’n haren ordentelijk glad naar achteren.

Plots was-ie stil, ijswekkend stil, hing ietwat naar voren, z’n armen licht omhoog rijzend, waarna hij in een overdonderend welluidende niesbui uitbrak; de natuur werd stil, de mens bewoog niet voor een tel.

Hij kwam thuis van z’n werk, plaatste z’n tas naast z’n stoel, liep naar m’n moeder & gaf ‘r een zoen.

Als hij je in de verte zag, floot-ie, z’n onnavolgbare slechts voor de familie bestemde wijsje, niemand nam notie, behalve wij, & stak z’n hand op.

Hij hing z’n hoofd achterover, wees kort met z’n vinger, & liet z’n neusharen knippen door de kapper.

Hij werd pas wakker na lang roepen & kwam dan beneden met de vouwen van z’n kussen in z’n gezicht afgedrukt.

Hij werd kwaad & iedereen dook weg.

Hij heeft jarenlang met z’n bovenlip z’n tanden verborgen, als hij lachte, om de slechte staat waarin z’n voortanden zich bevonden te verhullen.

Hij liep in een korte broek, zogauw ’t weer & de afwezigheid van werk ‘t ‘m toestonden.

Hij werd altijd als 1e gebeten, want hij had lekker bloed.

Hij gebruikte de geplastificeerde plattegrond, die hij nodig had om de weg te vinden, om muggen & andere bultveroorzakende insecten te vermorzelen.

Hij was ’t die alle huizen in de familie van behang voorzag & daarvoor een dag in z’n 1tje opgesloten in ’t nieuwe huis zat.

Hij maakte grapjes, absurd, beschamend, vrolijk, verrassend, vanuit een onverwachte hoek, iedereen lachte.

Op zondag draaide hij jazzmuziek, of ’t Kliekske, zat voorovergebogen achter z’n ‘plank’, & werkte de genealogie van de div families bij.

Hij wilde dat je aandacht had voor ’t gebed.

De kliekjes van de vorige dag waren in 1e instantie voor hem, mocht daarvan wat overblijven, dan kon 1 van z’n zoons erin delen.

Hij kreeg de grootste gehaktbal.

Z’n stropdas werd door z’n vrouw gestrikt, & vlak voor vertrek door haar nog even aangetrokken, daarna een snelle zoen.

Hij danste met m’n moeder een onhoorbare dans, soms zonder muziek, ze lachten, hij lachte, ze waren verliefd, altijd, nog steeds.

Hij liep in de meest ouderwetse onderbroek, daarboven een onderhemd stammend uit ‘tzelfde beschamend vooroorlogse jaar.

Hij klakte met z’n vingers, ritmisch wijsvinger tegen de duim, op z’n eeuwige jazzmuziek, daarbij z’n catalogus bijwerkend.

Vlak voor slapen gaan, zo rond een uur of 12, liet-ie nog even de hond uit.

Hij wandelde van Den Helder naar Santiago de Compostella.

Hij las voor in de kerk, luid, duidelijk.

Hij sprak grote groepen mensen toe, zonder microfoon, met grapjes, korte pauzes voor de lach, iedereen luisterde, zweeg; hij sprak zonder meer dan 5 steekwoorden op papier nodig te hebben.

Spruitjes was z’n favoriete maaltijd, met mosterd & peper.

Hij kende de namen van alle plantjes & vogeltjes, maar moest ze zich wel herinneren.

Hij houdt van m’n moeder, & heeft 6 zonen.

We noemen ‘m Pap, of Pa, zeggen soms Poep, soms Vader.

Als je ‘m neer zou zetten, zou beschrijven, zou tekenen, dan herkennen we ‘m meteen, niemand die op ‘m lijkt, in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *