schrijfregels

Je moest toestemming hebben. Overal voor eigenlijk.
Niet dat m’n vader streng was daarin. Hij was wel streng in bepaalde opzichten, maar op dit gebied was-ie vooral zuinig.
‘Pen in m’n handen terug,’ zei hij als-ie z’n Parker uitleende.
Je hield ‘m dan als vanzelf wat voorzichtiger vast. Tussen duim & wijsvinger. & Vervolgens drukte je niet al te hard op ’t papier ermee. Alsof de punt van een Parker af kon breken.

’t Resultaat keek m’n vader als een echte docent na. Met z’n rode pen. Die moest-ie uit z’n jaszakje halen. Of anders zat ’t in ’t zijvakje van z’n schooltas. Die op zijn beurt op z’n vaste plaats naast z’n stoel stond.
Die schooltas raakte niemand aan. Die was heilig. Ik kan me de dag niet heugen dat ik iets voor m’n vader er uit mocht halen. Daar zaten de geheime documenten in, waar niemand iets mee te maken had.
We mochten ‘m wel oppakken & aanreiken. Voor als-ie weer eens haast had naar school te gaan. Ma gaf dan de boterhammen aan & 1 van ons de tas. Maar daar was alles mee gezegd.

Z’n rode pen maakte strepen. Rechte strepen door domme fouten. Een vink als hij akkoord ging met een alinea. Vraagtekens, ook veel vraagtekens.
‘Dat kan anders,’ zei hij dan.
& Een andere aanhef schreef-ie gewoon midden op ’t papier.
‘Hooggeachte Heer,’ stond er dan. ‘Bij dezen wil ik u verzoeken……’
‘Bij dezen?’ vroegen wij ons dan af. ‘Er is toch maar 1 moment dat ik dat vraag?’
Zo hoorde dat nou 1maal.
Later hebben ze die extra ‘n’ afgeschaft. Beide varianten mochten toen. Maar daar wilde m’n vader niet zo snel aan.

Hij was een expert in brieven. Hij wist precies welke regelafstand gehanteerd moest worden. Ook alle variëteiten zaten in z’n hoofd. De amerikaanse aanhef, de engelse, de europese.
’t Cursusboek van Scheidegger gaf die mogelijkheden niet allemaal.
Nadeel was dat m’n vader ’t je slechts vertelde als je ’t nodig had. Niet eerder.
‘Pap, ik schrijf een brief aan Ome Flip in Amerika.’
De oom die helemaal geen oom was, maar elke keer met ladingen vol pakketjes naar Nederland overkwam.
Dan kwam-ie even naast je staan. Daar wees-ie een spatie aan, daar een witregel, we moesten beginnen met ‘Beste’, & de groeten van de ex-patrouilleleider vooral niet vergeten te doen.

Dan mocht je typen. Met als voorbeeld ’t papier met rode strepen op een witblauwe ondergrond.
De kleine typemachine. De grote was alleen voor Pa. Slechts jaren later, bij officiële sollicitatiebrieven, kreeg je de gunst van de grote logge die amper te tillen was. 2 Armen, de kolos hangend aan je ellebogen.
Voorlopig 1st de kleine. 2 Kussens op de stoel, aan de achtertafel, tot de tafel gedekt moest worden voor ’t eten.

‘Pap, ik heb een fout gemaakt,’ riep je naar de voorkamer.
Even later, soms kostte ’t wat extra dreinen, kwam-ie over je schouder meekijken. Uit ’t kastje achter onze ruggen haalde hij dan ’t potje tippex. Ook daar mocht je niet uit eigen beweging komen. Als anderen ’t aanraakten zou ’t witte vocht alleen maar uitdrogen & klodders gaan vormen. Alleen hij kon er zorgvuldig mee omgaan.

De ‘g’ haperde & de ‘z’. Als ’t lint op was, dan moest je ‘m draaien. Nog een keer gebruiken. Als dat fout ging, als hij ontdekte dat ’t fout was gegaan, kreeg je een zachte tik op je vingers die dan op ‘t schrijven terecht kwamen. Je inktvingers gaven vlekken af op ’t papier waar je een ½ uur aan had zitten typen. & Je moest altijd met 2 bladen werken, ter bescherming van de draairol.
Er waren veel regels, veel dingen waar je rekening mee moest houden, maar zonder hem kwam er geen letter op papier.

& Toch, men heeft er iets aan overgehouden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *