servetjes

Ik bestel altijd ‘tzelfde. Meestal bestel ik nogeneens, de jongen weet al wat ik wil hebben. Dan loop ik binnen, m’n fiets heb ik nog net op slot gezet vlak voor de deur, plaats me voor de toonbank, buig m’n hoofd een beetje voorover, zogenaamd om te kijken of de picanto er nog lekker bijligt, ik knik & hij zegt: ‘Weer ’t zelfde?’
‘Ja, doe maar,’ zeg ik.
Hij reikt naar de picanto, gooit de patat er in, ik haal een 10tje tevoorschijn, we rekenen af & ik kan daardoor met een muntje m’n bamischijf uit de muur trekken.
Soms vraagt-ie: ‘Ketchup?’
‘Ja, altijd ketchup.’
Onze conversaties bereiken aldus ongekende hoogtes rond ’t moment dat ik de 1e hap bamischijf in m’n mond stop. Die moet zo snel mogelijk op, want tijdens ’t wachten moet ik nog een spelletje spelen op de Photoplay. De 50 eurocent wisselgeld die ik in m’n hand gedrukt heb gekregen, heb ik daarvoor gereserveerd, de rest verdwijnt in m’n portemonnee.
Achter me hoor ik ’t borrelen van ’t frituurvet, de eventuele andere klanten hun bestellingen meedelen aan de jongen, de muur een paar keer opengetrokken worden. Naast me staat altijd wel iemand zinloos geld te gooien in ’t telefoontoestel. ’t Komt zelden voor dat iemand met dat apparaat direct contact krijgt. Buiten raast ’t verkeer voorbij, stappen mensen in de tram.
Als ik klaar ben met m’n spel duurt ’t meestal niet lang meer voordat m’n patat & picanto geserveerd kunnen worden. In de daarbij horende snackbarzakken. Ik haal m’n fiets alvast van slot, zodat ik meteen weg kan rijden. De laatste minuten wachten kan ik de fiets in de gaten houden. Ik heb geen aandacht meer voor ’t spel. Ik krijg m’n tas aangereikt, ik zeg gedag, hij wenst me een prettige avond, ik hem ook, tot de volgende keer, & eet smakelijk bovendien, allemaal voor dezelfde prijs, zelfs de brede glimlach. Ik stap op m’n fiets. Snel. M’n patat mag niet te veel afkoelen.
Thuisgekomen merk ik altijd de overbodige vorkjes op. Ik laat ze in de tas zitten, die vanaf ’t moment dat ik ga zitten als vuilniszak dienst gaat doen. Alles dat weg kan beland er in. Met m’n benen onder me gekruist neem ik plaats op m’n bank, de tv aan, zo min mogelijk lichten, kachel aan, maar de gordijnen nog open. Kost te veel tijd. Eten mag niet koud. Sambal erbij. Rust. Behalve in ’t eten.
& Uiteindelijk ben ik ‘m dankbaar, de jongen. Ik eet, denk ondertussen aan de glimlach, z’n petje dat net niet scheef staat, z’n snelheid, waardoor ik niet kan zien wat hij doet, wanneer & op welke volgorde, maar altijd op tijd, & besluit dat ’t toch wel prettig is dat-ie er zoveel servetjes bij heeft gestopt. Ik gebruik ze tegenwoordig allebei. Gewoon, omdat ik ’t zo aardig vind dat-ie ’t doet. Dat ik ze niet ongebruikt kan laten daarom.

We zouden inmiddels niet meer durven in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *