slok

‘Wil je links of wil je rechts?’ vroeg ’t meisje.
Ik vond ’t nog een meisje. Met haar gezicht van nog niets gebeurd. Dan lopen ze wel dagelijks tussendoor leven & dood, ziek & beroerd, maar eigenlijk is dat hun glazen kooi waarin ze slechts mondjesmaat de wereld krijgen gevoed. Haar wangen toonden nog jeugdige blosjes.
‘Gewoon rechts,’ zei ik, ‘die is immers ’t dichts bij jou.’
Ik legde m’n arm over de leuning. Kneep alvast een knuist om ’t bloed nog even te doen ophopen in m’n ader.
‘Ik vraag ’t altijd maar,’ legde ze uit, ondertussen de stickers op de juiste buisjes plakkend. ‘Mensen die vaak komen prikken weten vaak ’t beste welke ader ’t beste voor hen is.’
‘Ja, ik weet ‘t,’ zei ik. ‘Ik heb ondertussen ook al genoeg ervaring: m’n rechter werkt ’t best.’
Ik wees de ader aan. Geheel gereed blauw door m’n huid schijnend.
‘Ja, zie je. Dat is een mooie.’
Dat wist ik: voor verplegers heb ik een mooie.
‘Maar gelukkig is ’t waarschijnlijk 1 van de laatste keren,’ zei ik op ’t moment dat ze met de naald op m’n ader mikte.
Ik keerde gewoontegetrouw m’n hoofd af & zij zei: ‘Oh?’
‘Ja, als ’t goed is word ik volgende maand genezen verklaard.’
Ik bewoog m’n hoofd weer terug & zag zodoende toch nog hoe de naald m’n huid in schoof.

‘Buurman!’ galmde ’t door de ziekenhuisgangen.
Ik keek om.
‘Buurvrouw!’
Suze kwam op me toe.
‘Jij ook hier?’ vroeg ze.
We liepen samen op richting uitgang.
‘Ja, ivm de ziekte van Graves. Misschien wel de laatste keer.’
‘O ja. Was je daar dan nog niet af?’
‘Jawel, maar dit is controle. Om te kijken of m’n schildklier niet opnieuw hyperactief wordt.’

We praatten verder bij de uitgang, voor de draaideuren.
Zij krijgt een hond, ook een nieuwe baan & met Roswitha & mij gaat ’t goed.
Ik zag in de verte Frank aan komen lopen.
‘Hoi,’ zei ik, toen hij op onze hoogte was. ‘1 Van de laatste keren, toch?’
‘Ja, nou, nog een paar keer. Nu even een buisje gif halen. Maar ’t ziet er goed uit.’
‘Wel lekker,’ zei ik.
‘Ton, ik moet verder,’ zei Suze & draaide zich om.
‘Maar jij ook hier?’ vroeg Frank.
‘Ja, m’n schildklier. Dat moet nog steeds gecontroleerd worden.’
‘O ja, jij had ook iets onder de leden.’
‘Maar waarschijnlijk ook de laatste keer.’
Ik betrapte mezelf er op dat ik al steeds minder vaak ter controle zou moeten komen.

De telefoon ging. Ik slikte nog net de laatste hap lunch door.
‘Met Ton,’ zei ik, met m’n tong stiekem in 1 van m’n kiezen poerend.
‘Spreek ik met meneer Zijp?’ vroeg een vrouw aan de andere kant van de lijn.
‘Ja, met meneer Zijp.’
‘U heeft net bloed laten prikken in ’t ziekenhuis.’
‘Ja, dat klopt, iets meer dan een uur geleden.’
‘& Nou heb ik de staten hier voor me. ’t Ging om de activiteit van uw schildklier.’
‘Ja.’
‘Die is opeens weer verschrikkelijk actief.’
‘O?’
‘Dat betekent dat de behandeling niet heeft gewerkt. We zullen nieuwe maatregelen moeten nemen. Maar dat kunnen we niet zelf. Daarvoor zult u naar ’t AMC moeten. Dan krijgt u een jodiumbehandeling.’
‘De slok?’
‘Juist. De slok.’

Terwijl we geheel geen dorst hadden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *