specialist

Overmoedig kwam ik thuis. Ik dacht dat doe ik wel even.
Alsof. U weet wel. Niks gebeurt.
In een roes. Niets kan mij gebeuren.
Ik kom thuis, zo dacht ik ‘t, & niets kan mij gebeuren.
Niks gebeurt, & niks kan me. Als wel, nou, wat dan nog!
Zo kwam ik thuis. In een roes. Haha, niks. Mooi niet.

Ik zette me achter de comp & dacht: nu ga ik schrijven. Schrijven dat ’t leven niet meer is dan schrijven. Je leven achterlaten. Je tekens lozen. Je sporen zetten. Nog langer leven.
Veel langer dan men voor mogelijk houdt. Ik wel. Niet luisteren naar verwijten, niet luisteren naar opmerkingen, niet luisteren naar wijze adviezen. Hoe welgemeend. Hoe goedbedoeld. Schrijven is leven, niets meer, & ’t leven niet minder. Nu heb ik de mogelijkheid, dacht ik, nu heb ik de woorden, die niemand mij ooit eerder heeft laten horen. Als niemand anders ’t mij heeft kunnen laten horen, moet ik zelf de poging ondernemen. Wagen. Ervaren. Beleven. & Nog wat woorden die zouden beklijven.

Ik maak niet zoveel mee, verwijt ik mezelf steeds weer.
Een auto rijdt over straat. De wind waait. Een kind huilt. Ik zie een muur. De zon schijnt. ’t Regent. Ik zit op een bank.
Ik onthoud nog minder. Een doodzonde, een gebrek, een manco, een amputatie.
Ik zit op de bank & de zon schijnt, denk ik. Terwijl er bovendien een auto rijdt.
Een kind huilt, de wind waait. Er valt regen op de muur, maar ik wist niet meer dat de wind de tranen blies.
Ik maak ‘t bovendien niet mee in de juiste volgorde. Alles gebeurt mij net andersom. Zo ervaar ík ’t in ieder geval. Wat belangrijk lijkt, weet ik pas achteraf. Waarom, weet ik nog veel later. Of m’n uiteindelijke conclusie op waarheid berust mag iemand anders beoordelen. Ik zweef ergens in ’t midden. In dat midden dat geen antwoorden behoeft. Slechts herinneringen verlang ik.

Goed: overmoedig kwam ik thuis. U weet wel, of misschien ook wel niet. Mij kon niks gebeuren. Ik kwam nl thuis. Overmoedig weliswaar, maar thuis kan mij nou 1maal niets gebeuren. & Anders vergeet ik ’t wel. Een specialisme.

Ik wil u wel helpen. Ik ben er nl goed in. Ik wil u wel helpen. U heeft ’t zo geleerd, in een mum van tijd. Alles wat ik u zeg, neemt u gewoon niet mee naar huis. U heeft ’t zo geleerd. Ik kan u helpen. Als u maar luistert & ’t daarbij laat. Ik zal u helpen. Snel zal u geholpen zijn. Leer dat thuis. & Voelt u zichzelf vooral veilig. U bent niet alleen. Ik heb u geholpen. U bent bijna thuis.

Overmoedig, zo zei ik. Dat ik niks leer & niks leef. Pas als ik de pen ter hand neem, waag ik me te bedenken dat ik ademhaal. & Zal blijven doen. Dat ik ook niks mee naar buiten neem. Ik leer niet & wil niet. Als ik maar leef tot ’t moment van de punt.

Daar ergens, aan ’t eind van Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *