start

Start. P. W. Enter.
Dan opent zich een venster. ’t Verkeerde venster. Dat weet ik van te voren. Dus moet ik m’n muis gebruiken. Ook bekend.
Ik wil nl een webpagina om op te typen. Waarbij ’t hele blad gevuld kan worden met letters, woorden, tekens. Dat ’t helemaal van mij is. Geen mogelijkheid om afgeleid te worden door balken aan de zijkant. Ik lees met mezelf mee, van links naar rechts, m’n ogen scannen ’t volledige beeldscherm.
Dus met muis klik ik op ‘webpagina’.
Snel tussendoor alt-tab. Dan kan ik ’t verkeerd geopende venster alsnog afsluiten met alt-f4.
Vervolgens: alt, k, enter, tab, tab, pijl omhoog, enter. Vliegensvlug, geen moment te verliezen.
Ik heb dan de juiste lettergrootte te pakken. 11 Ipv 12. Zodat ik kan denken dat ik aan de gang kan gaan. Alle omstandigheden zijn er. Ik ben gereed. Niets kan me nog tegenhouden.

Vele mensen zullen nooit begrijpen waar ik tot op dat moment mee bezig ben geweest. Enkele toetsen aangeraakt waar niemand wat aan heeft. Vingers die als een toverformule over ’t toetsenbord schoten om de dingen naar m’n hand te zetten. Een mengsel van bewegingen die de condities moesten creëren waaronder ’t latere product zou kunnen groeien, onder optimale omstandigheden.
& Eigenlijk snap ik ’t zelf ’t volgende moment ook niet. Ik kijk om me heen. Daarnet wist ik toch wat ik zou gaan doen, schiet er door m’n hoofd. M’n enigszins verdoofde hoofd. Want door al die activiteit, de concentratie op de toetsen, de juiste volgorde, ’t nutteloze ervan, maar ’t toch zo adequaat mogelijk uit willen voeren, wordt m’n vermogen m’n eigenlijke doel te verwezenlijken tijdelijk uitgeschakeld.
Niks geen tekst meer in m’n hoofd. Geen openingszin die daarnet nog vrolijk zat te buitelen, in al z’n minieme variaties, kronkelde door de synapsen, de neuronen, de cellen, de membranen, m’n keel, m’n tong, m’n ogen, ik voelde ’t zelfs door m’n oren trekken, onuitgesproken gehakte woordspaanders trokken liploos Eustachius tegemoet, alsof ze al werkelijk waren voortgebracht.

Maar als ik ’t beeldscherm in opperste conditie heb klaargemaakt is daar niets meer van waar. ’t Lijkt allemaal verdwenen. Slechts treurige echootjes van losse zinsdelen, zij die ’t luidst geschreeuwd konden worden, gonzen ongrijpbare rondjes ver boven m’n hoofd. Zonder referentie, zonder zeggingskracht.

Ach, men zou de omstandigheden moeten zien als ik m’n hoofd wend om naar buiten te kijken. ’t Uitzicht, ’t gekwinkeleer, de vlinderdansjes boven de tuin, de anonieme werkzaamheden mijlen ver weg (een hamer, een boor), de ruis van autowegen op nog grotere afstand.
’t Is geen kijken, geen turen voor een gericht doel. ’t Is de overlevering aan de omstandigheden. Ik wacht tot de juiste combinatie weer gemaakt wordt. Ik wacht tot er toevallig weer eenzelfde omstandigheid ontstaat ergens in m’n hoofd die de openingszin kan herproduceren, kan doen ontstaan. Alles wat daarna komt is een voortvloeisel van dat wat eerder gebeurd is, de 1e zin. & Als er iets gebeurt, dan volgt de rest vanzelf. Er kan niets bestaan zonder dat er een oorsprong is.

Maar over m’n schouder, m’n rechter, kijk ik de verkeerde zinnen, de verkeerde spaties (de paden tussen planten door, waag ik stiekem te denken), de verkeerde regels, de verkeerde interpuncties aan die zich in m’n tuin vertonen.
M’n moeder zei: ‘Ga terug naar de plaats waar je nog wist wat je moest doen.’
Ik kan echter niet meer op de bank gaan liggen, niet nogmaals blijven denken over wat er vandaag voor me moest gaan verschijnen. ’t Moet er nu gewoon gaan staan.
Dan maar zonder openingszin.

Zonder begin is er ook geen einde. & Heeft ’t eigenlijk, nou ja, ‘eigenlijk’ heeft ook geen doel meer in ’t geval van ‘zonder’, geen zin. Dat hier nog zinnen staan heeft niets te maken met de invulling. ’t Is er, tegelijkertijd ook weer niet. Een tuin die door de open deuren de taal heeft opgeslurpt.

U heeft niet gelezen wat er stond in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *