stinken

‘Hoe is ’t met Tabe?’ vroeg ik aan Linda. ‘Ik hoor al een paar dagen niets van ‘m. ‘t Enige dat ik hoorde was dat z’n internetverbinding ‘t niet deed, of iets dergelijks.’
‘Oh, die ligt voor pampus. Internet doet ‘t gewoon, maar daar heeft-ie geen puf voor. Hij ligt een beetje weg te rotten op de bank. We zijn donderdagavond uit eten geweest & waarschijnlijk heeft-ie toen wat verkeerds gegeten. Hij ziet helemaal wit & grauw. Maar als je ’t aan hem vraagt, zal-ie dat wel weer ontkennen. Dan is er niks aan de hand. Hij wil dat soort dingen nooit toegeven. Maar ondertussen ligt-ie de hele tijd op de bank te stinken.’
‘Te stinken?’ vroeg ik.
Ik moest aan Jan denken die vanochtend rechtstreeks van een klus de winkel in kwam lopen. Je kon ruiken dat-ie hard gewerkt had. & De klant schoot me weer te binnen die bijna elke zaterdag aan ’t eind van de openingstijd komt. We knijpen dan achter z’n rug onze neuzen dicht & met de andere hand omhoog maken we een golfbeweging naar beneden alsof we kopje onder gaan. Thomas & ik lachen dan een beetje om elkaar. Maar ondertussen is de man z’n lichaamsgeur overweldigend. Je kan beter de ventilator uitzetten, want die zorgt er alleen maar voor dat de stank eerder je neus bereikt.
‘Ach, zo noem ik dat altijd,’ zei Linda. ‘Ik ben de volgende dag gewoon gaan werken, ook al had ik aardig wat gedronken.’
‘Ja, ik vind dat je met een kater altijd gewoon moet werken,’ zei ik. ‘’t Is tenslotte je eigen schuld. Ik heb me 1 keer in m’n leven vanwege ziek gemeld. Toen was ik 18. Later nooit meer.’
‘Vind ik ook. Ik heb nog geen enkele keer verzaakt vanwege drank. 1 Keer was ’t zo érg, dat m’n collega’s er wat van zeiden. “Linda!” zeiden ze. “Wat is er?” vroeg ik. “Wat heb jij gister gedaan?” “Kan je ’t zien dan?” “Nee,” zeiden ze, “maar er hangt een walm van alcohol om je heen.” Dat was ook zo. Ik had zo verschrikkelijk veel gedronken dat alle flessen wijn nog door m’n poriën naar buiten liep. Ik had me gedoucht, geurtje opgedaan, tanden gepoetst, maar ’t hielp niet. Gelukkig nemen ze bij mij op ’t kantoor geen blad voor de mond. Wil ik ook niet. Ik heb gewoon de ramen tegen elkaar open gezet & ben aan ’t werk gegaan. Er kwam wel wat minder uit m’n handen dan gewoon, maar dat mag ook wel een keertje.’
‘Wel goed dat je collega’s ’t tegen je zeggen.’
‘Ja, maar ik neem zelf ook geen blad voor de mond. Als iets mij dwars zit, dan is ’t er uit voordat ik ’t zelf door heb. We hebben bijvoorbeeld een tolk, die heb ik een keer apart genomen. Ik zeg tegen ‘m: “Zeg, ik geloof heus wel dat je knoflook lekker vindt, maar je moet wel zorgen dat de dag voordat je hier komt er even wat minder van eet.” Ik zei ’t wel toen er niemand anders bij was. Want anders voelt die man zich ook gigantisch voor aap staan. Ik zeg dus tegen ‘m: “Jij wilt toch ook niet dat iedereen ruikt dat je langs bent. We moeten ’t hele kantoor opengooien zogauw jij bent geweest. Dan kan je beter wat minder knoflook eten.” Vanaf die dag hebben we geen last meer ervan gehad. Goed toch?’
‘Ik wou dat ik ’t durfde,’ zei ik, & stelde mezelf de situatie met de stinkende man voor.
‘Nou, gelukkig kan ik vandaag wel drinken, dus ik neem lekker 4 bockbier voor mezelf mee,’ zei Linda terwijl ze haar tas vulde.

’t Is zaak dat we onszelf eens gaan verschonen, voordat we er weer op uit gaan in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *