stoplicht

Ik kwam van achteren. Schuin van achteren. Want ik reed over ’t smalle richeltje zonder reliëf. ’t Richeltje dat de omtrek van ’t plein siert.
Ik geloof nog altijd dat ik degene ben geweest die dat heeft uitgevonden, vlak na de introductie van de nieuwe Dam. Bij ’t Paleis. Met al die nieuwe kasseien. Kasseien als een drilboor. Beter die te mijden. & Dat kan alleen via de stoep. De uiterste rand ervan. Een ½e meter breed. Of zelfs dat niet. Een veredeld fietspad, waar je alleen moet uitkijken dat er geen toerist loopt. & Hoewel ’t tegenstrijdig klinkt heb je er ook wat meer ruimte. Want maar al te vaak staan de auto’s tot aan de rand van ’t echte fietspad & kan je slechts stapvoets passeren.
Ik zag nog net dat ’t een agente was. ’t Blauwe uniform. Een mal petje. Donkerblauwe broek. Mountainbike. Braaf geparkeerd voor ’t stoplicht. Ter hoogte van ’t gedenkplaatje van de dochter van Anna Enquist.
Ik remde snel. Vlak voordat ik naast haar kwam te staan. & Op brave wijze stopte ik, tegen ’t randje van de zebra aan. Een meter voor de agente. Een volle fietslengte.
Schijnheilig. Net alsof ik ’t niet doorhad. Alsof ik altijd zo stond. Voorbij de streep, maar toch zoals ’t hoort. Zoals ‘t hoort in Amsterdam. Naar de regels, of eigenlijk er net overheen, maar niet ver genoeg om er een opmerking over te maken.
’t Houdt de blik van de gerechtsdienaar scherp.
De voetgangers mochten lopen. ’t Wandelaartje stond groen. Maar niemand die voor me langs liep.
Ik voelde de aanwezigheid van de agente achter me. Normaal zou ik al aan de andere kant van ’t plein zijn. Nu ik gestopt was, werd ik gedwongen m’n geduld te bewaren. Ik kon niet meer veranderen. 1st Tonen dat je een braaf burger bent & dat beeld vervolgens demonstratief teniet doen. Had ik geen zin in. Ik wilde ook geen risico nemen.
Was me al een keer eerder gebeurd. Ik passeerde een politiewagen bij een stoplicht. Vond dat ik niet schijnheilig moest doen & deed wat ik normaliter altijd deed. Dit keer wat rustiger, zeer goed om me heen kijkend, overdreven zelfs, zodat zij ’t ook zouden zien, & stak de weg over. Aan de overkant gekomen, kreeg de rest, iedereen die wel was blijven staan, ook ’t sein te mogen vertrekken, hoorde ik aan de opstartende motoren. 100 Meter verder werd ik door dezelfde agenten aangehouden. Boete.
Zover kreeg deze agente mij niet. ’t Verkeer van ’t Rokin mocht vertrekken & ik bleef staan.
Er kwam een fietser van de overkant. Duidelijk door rood gereden. De rest stond nog steeds stil langs Madam Tussaud. De fietser passeerde me aan de rechterkant. Tussen de weg & ’t monument in. Hij wilde ’t plein snijden of mijn truc gebruiken. Kasseien mijden.
De agente liet de jongen gewoon passeren. Dacht ik.
Tot-ie schuin langs ’t monument reed.
‘HÉ, GA EVEN LOPEN!’
De jongen stopte onmiddellijk. Stond snel naast z’n fiets. Zonder dat-ie zag wie ’t gezegd had.
’t Gezag was voelbaar. Daar worden ze op getraind. Korte & bondige zinnetjes. Verzoeken die klinken als bevelen. Je kunt ze niet weigeren.
Een teken dat ik moest blijven. Wachten op groen.
Ik keek snel achterom. Je hoort te kijken als iemand met stemverheffing roept. Ook al had je ’t verwacht. Je dient verrast te zijn.
Ik zag dat ’t een oudere agente was. ’t Petje stond mal. Roodgeverfd haar, ’t grijs was kundig verstopt, stak eronderuit.
& Ik keek weer voor me uit.
’t Verkeer van de overkant reed.
Daarna de trams.
De voetgangers mochten weer passeren. Ditmaal 1 man.
Er kwamen weer auto’s vanaf ’t Rokin.
‘Sta je braaf voor ’t licht te wachten, houden de stoplichten zelf geen rekening met je,’ zei de agente achter me.
Ik keek weer om.
‘Ja,’ zei ik met een wijzende vinger, ‘’t voetgangerslicht staat alweer voor de 2e keer op groen.’
‘Men vergeet wel ‘ns,’ ging de agente verder, ‘dat je ook van je fiets mag stappen & over de stoep verder mag gaan.’
Ze voegde de daad bij ’t woord. Ze pakte haar fiets bij de hand & sneed de hoek van ’t plein af.
Ze was best dik. & Ook best oud. ’t Viel me mee dat ze zo kon schreeuwen. Hoewel ze er streng uitzag. Misschien kwam die strengheid doordat ze nu ’t voorbeeld gaf aan al die fietsers achter haar. ’t Waren er inmiddels een stuk of 6. Brave burgers als ik. ’t Gaf haar een verantwoordelijke blik. Maar toch wel oud.
’t Gezag hield me niet in de gaten. Ze was veel te druk bezig op haar fiets te stappen. Naast de stoep weer. Ik zette me af. Trapte. Scheurde al snel over de kruising. Keek vlug even om. De agente was ook bezig vaart te maken. Geen aandacht voor mij. Of voor de andere fietser die ‘tzelfde deed als ik. Vlak achter me. We ontvluchtten beiden de stilstand.
Speciaal voor haar mompelde ik voor me uit: ‘Als zij dan toch niet oplet.’
Ik ontweek een taxi, schoot voor lijn 14 langs & reed daarna over ’t smalste fietspad van Nederland.

Voetgangers flitsten weer voorbij in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *