12 Uur. Misschien iets later. Ik fiets naar huis door de regen. Staand voor ‘t raam had ik nog gezegd dat ‘t dan vast minder koud zou zijn.
”Ja,’ werd er beaamd, ‘dan vriest ‘t in ieder geval niet meer.’
‘Maar misschien dat ‘t koude regen is,’ waagde ik me erbij te bedenken.
‘Hmpf, koude regen,’ schamperde ‘t achter m’n rug. Alsof koude regen nog nooit bestaan heeft.
De regen is in ieder geval koud. Ik mag m’n gelijk aan den lijve ondervinden. De korte afstand die ik moet afleggen om thuis te komen zorgt al voor verkleumde vingers die amper de sleutels uit de broekzak tevoorschijn kunnen halen.
Onderweg zie ik slechts 2 verdwaalde voetgangers, een man die z’n hond uit moest laten, 3 tot eeuwig wachten gedoemde personen bij de tramhalte & 2 auto’s die me passeren. Je lijkt wel gek om je met dit weer op deze dag rond dit tijdstip op straat te begeven.
‘Ik geloof dat ik maar ‘ns moet opstaan.’
‘De wekker loopt een ½ uur voor.’
‘&? Werkt dat?’
‘Bij mij wel.’
Bij mij niet: ik sta op.
‘Je mag wel douchen, als je wilt,’ wordt er aangeboden als ik m’n kleren aantrek.
‘Nee, dat doe ik thuis wel. Dan heb ik de tijd. Nog 3 uur & dan moet ik op m’n werk zijn.’
Ik ga verder met ‘t loom zoeken naar de verspreid liggende kleren. M’n hoofd staat zo duf dat ik niet weet op welke volgorde ik ze ‘t best kan aantrekken.
‘Je kan ook wel wat te eten nemen, hoor,’ wordt er aangeboden. ‘Er liggen toch nog overal toastjes & spul om er op te smeren.’
Een slaperige kop lacht vanonder ‘t dekbed.
‘Nee, joh. Eten doe ik thuis wel. Ik moet voordat ik naar m’n werk ga nog een stukje schrijven. Dan eet ik ondertussen wel een boterham.’
Men heeft z’n verantwoordelijkheden hervonden in Zijperspace.