teringhond

Ik zag ‘m zitten op ‘t pleintje voor m’n huis. Hij schold z’n hond uit. & Hij schold op de buurman die zich inmiddels teruggetrokken had. 3-Hoog, verborgen achter z’n gordijnen inmiddels. De man op ‘t pleintje schold in ‘t luchtledige. Ik zag dat-ie tegen z’n fiets aan wilde leunen, maar dat ‘t ‘m niet lukte. Z’n hond verleende niet genoeg medewerking. Die trok aan z’n lijn die om de pols van de man gewonden zat. De hond liet duidelijk merken dat-ie niet ging doen wat z’n baas van plan was. Wat ‘t ook was.

Ik kwam net thuis. Na middernachtelijk vertier. Ik dacht dat ik aangeschoten genoeg was om de slaap te vatten. Buiten dat: de kroegen waren inmiddels gesloten. Men had mij er overal al uit verwijderd. ‘t Zou niet lang meer duren of de zon kwam op.
Ik had m’n fiets al aan ‘t hek vastgezet, m’n deur was van ‘t slot, toen ik bedacht dat ik best wel aandacht aan de man met de fiets kon besteden. Ondanks de drank voelde ik me sterk genoeg om te vragen wat er met ‘m aan de hand was.

Z’n fiets zag er uit als die van een zwerver. Helemaal volbepakt. Ondefinieerbare artikelen, tezamen een ½e meter hoog. ‘t Rinkelde in 1 van z’n tassen. Z’n houding werkte ook niet mee. Voorovergebogen, alles afwerend, achterdochtig voor wat er zich achter z’n rug bevond. Z’n handen zagen zwart & tanig. Met moeite kon-ie z’n vingers dwingen een shagje te rollen.

Of ik ergens mee kon helpen, vroeg ik de ogenschijnlijke zwerver. Hij reageerde weer afwerend, begon bijna weer te schelden.
‘Ik vroeg alleen maar of ik je kon helpen,’ zei ik, ‘als je dat niet wil, dan ga ik gewoon naar binnen om te slapen.’
Hij krabbelde terug. Hij kwam me tegemoet door te vertellen waarom hij op mijn pleintje zat. Onderwijl z’n hond ruw naar zich toetrekkend als die een meter verder zich te ruste wilde leggen.
”t Komt allemaal door die rothond. Die is te moe. Hij wil niet meer. We zijn naar Utrecht geweest. Ik zag een advertentie over een rommelmarkt. Dus zijn we naar die rommelmarkt in Utrecht gegaan. Maar op de terugweg wilde hij niet meer. Misschien ben ik ook wel verkeerd gereden. Moet je nagaan: we zijn om 7 uur ‘s ochtends vertrokken. & Hoe laat is ‘t nu?’
‘Oh, ‘t zal iets van 5 uur zijn.’
‘We zijn toenet uit een kroeg gezet. Terwijl ik daar alleen maar wilde vragen of zij wisten waar ik was. & Ik wilde dat m’n hond een beetje kon uitrusten. Ik kon niet meer dan 1 biertje drinken. Terwijl ik genoeg geld heb om een rondje voor de zaak te betalen. Maar ik werd op straat gezet. & M’n hond wil niet meer.’
Hij gaf weer een ruk aan de riem. ‘Ja, rotkaffer. Heb ik je de hele weg meegenomen & nu wil je niet meer. Hufter.’
‘Waar woon je dan?’ vroeg ik.
‘In Oost.’
‘Daar ben je nu. In welke straat?’
‘Bij die brug richting Noord. Richting Schellingwoude. Hoe heet ‘t ook alweer?’
‘Maar da’s dichtbij. Da’s niet meer dan 10 minuten lopen.’
‘Ik rij al de hele tijd hier rond, maar niemand wil me vertellen waar ik ben. Die vent daar begint op me te schelden.’ Hij wijst naar ‘t balkon op 3-hoog.
‘Ik breng je wel die kant op,’ stelde ik ‘m voor.

Met moeite & na enig aandringen stond-ie uiteindelijk op. Daar is meer bier in terecht gekomen dan dat ene glaasje, dacht ik. Hij verloor zelfs bijna z’n evenwicht. Meteen gaf-ie een ruk aan de lijn van de hond, alsof die de schuld was van z’n onevenwichtigheid, onderwijl moeizaam z’n fiets vasthoudend.
‘Zal ik die fiets vasthouden anders?’ vroeg ik ‘m.
20 Meter verder stelde ik voor ook z’n hond aan de lijn te houden. Hij zwalkte te veel om niet door de hond uit balans gebracht te worden. Bovendien zouden we minder de aandacht trekken als-ie wat minder de hond kon vervloeken.

We waren nog niet ½erwege toen-ie de omgeving begon te herkennen.
‘Ik kan vanaf hier zelf wel verder. Geef me de hond maar weer.’
& De fiets. Hij reikte z’n hand er al naar uit.
‘Je gaat toch niet fietsen?’ vroeg ik.
Dat ging-ie wel. Hij gooide z’n ene been over de stang. Of ik ondertussen de riem nog ff vast wilde houden. Wankelend bracht-ie de fiets in balans: de tassen aan z’n stuur, de baal achterop. Wederom reikte hij z’n hand uit. Voor de hond.
‘Kom hier hufter. Vuile teringhond. Door jou komt ‘t allemaal.’
Ik keerde me om & liep weg. Ik wilde m’n goede daad niet teniet gedaan zien worden.

Ik ben er een paar keer voorbij gelopen. De houten barakken die aan ‘t eind van de Zeeburgerdijk stonden. Ik kon ‘t niet laten om over de hoge hekken & heggen te kijken. Ik wilde de nachtelijke ontmoeting wel ‘ns bij daglicht zien. Enkele tuinen lagen vol met rotzooi, rommel, puin. 1 Van die tuinen moest bij zijn woning horen. Ergens blafte een keer een hond.

Al een tijd had ik de houten gebouwen niet gepasseerd toen ik van de week zag dat er inmidddels geen sprake meer was van enig hout in de behuizing aldaar. Alles was vervangen door nieuwbouw. Dure koopwoningen, zo leek ‘t. Er was niets over van rommelige tuinen, waar fietsen buiten stonden, onkruid welig tierde & een hond blafte.

Toen sliepen we niet voordat ‘t licht werd in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *