uitvaart

Even ontstond er chaos. Allerlei stromingen ontstonden tegelijkertijd vanuit de banken. M’n moeder had net ervoor omgekeken, over de rij die gevuld werd door de familie Zijp, om te zien waar Theo bleef.
Er zat nog veel verdriet in haar ogen. Hulpeloosheid ook. Ondanks dat ik ’t verst verwijderd op de kerkbank zat, kon ik de rode randen nog zien. Ik had m’n bril er niet voor nodig. Ik zag de vraag in haar wenkbrauwen vormen.
Snel gebaarde ik naar Theo, die enkele rijen achter ons ruimte had gevonden om ongestoord in ’t middenpad terecht te kunnen komen. M’n moeder keek om, gerustgesteld. Zag Theo naderen.

Bij de communie was er ook al een kleine wanorde ontstaan. De pastoor had ongestoord daaraan bijgedragen, door mijn vader tegemoet te treden. In plaats van voor de trap naar ’t altaar kregen m’n ouders in de kerkbank hun hostie toegediend.
‘Vrede zij met u.’
Hij glimlachte, om de wil van m’n vader, om ’t stuntelen der rijen, om ’t herstel van de orde, om z’n eigen actie, die even plots uit zicht verdwenen was, slechts nog zichtbaar in ’t onhandig schuifelen van de rijen achter ons.
Met moeite kregen ze m’n vader weer zittend. Alsof hij niet meer wist waar de bank was, zette hij z’n hand verkeerd, knoopte z’n voeten vast in de knielplank. M’n moeder pakte z’n hand vast, aaide, & begon te bidden, zakdoek in de vuist gefrommeld. M’n vader maakte uiteindelijk ook een kruisje.

Er gebeurde van alles tegelijk. De naaste familie van tante Wil zou blijkbaar de kist naar buiten begeleiden. Vooraf gegaan door haar broers & zussen. Bossen bloemen werden uitgedeeld, voor later op ’t graf. Mensen schoven naar ’t middenpad om een laatste glimp, om straks achter de stoet aan te schuiven. & Theo probeerde Pa te doen bewegen.
’t Waren niet alleen z’n stramme ledematen, de desoriëntatie van z’n lichaam; je kon aan z’n bewegingen ook aflezen dat Pa niet wist wat er ging gebeuren. Hij had er zo z’n twijfels over.
Bovendien waren er al te veel mensen om hem heen verzameld. Hij verloor zichzelf in te veel factoren. ’t Overzicht ontbrak.
‘Kom, Pa,’ zag ik Theo gebaren.
‘Kom, Niek,’ deed Moe tegelijkertijd, waarschijnlijk iets erbij zeggend over dat ze snel weer langs zou komen.
Theo bukte voorover om ‘m iets toe te fluisteren.
Yvon stond er ondertussen naast, om z’n andere arm te kunnen ondersteunen.
Z’n lichaam rees. Zoals we inmiddels van ‘m gewend waren. Een ½e zit zat nog in z’n houding; de stramheid van Parkinson.
Omzichtig werd z’n jas aangetrokken. Met zorg werd z’n kraag recht getrokken, enkele knopen toegedaan. ’t Was koud buiten. Binnen rook ’t nog naar wierook.
& In ’t zich steeds verder vullende middenpad werd de tocht naar voren ondernomen. Via de voorkant was nog ruimte om te ontsnappen aan de drukte.

Naast de kist stond ome Ben. M’n vader liep op hem toe, ondersteund door m’n broer & schoonzus. Stapje voor stapje. Hij gaf ome Ben een hand & neigde meteen naar voren.
(Later zei Yvon dat je aan de houding van ome Ben kon merken dat-ie niet gewend was door mannen gezoend te worden, maar dat m’n vader hem naar zich toe trok. ‘Met Parkinson!’ zei ze. ‘Zo’n mooi gezicht zoals ome Ben ’t toen maar onderging.’)
Hij ging langs Ginette. Legde z’n hand op haar zij. Iets te hoog. Maar z’n lichaam heeft er geen controle over. We moesten blij zijn dat-ie dit initiatief zelf nam.
Als laatste kreeg Karin 3 zoenen. Hun mannen een hand.
Spoedig zou de rij zich in gang zetten. M’n moeder had zich ook al klaargezet, met een roos in haar hand. Wij broers neigden steeds verder weg naar de zijkant. In afwachting van wat er met Pa ging gebeuren.

Er waren mooie dingen gezegd. Hoe tante Wil functioneerde in een groot gezin waarvan zij de jongste telg was. Hoe kleinkinderen als vanzelf naar haar toetrokken omdat ze in leeftijd ’t dichtste bij stond. Over hoe zij ’t wisselgeld van de boodschappen verdeelde (er werd gelachen). Hoe bezorgd & toegewijd ze als moeder was, als oma later. & Hoe moeilijk ’t was om bij haar langs te gaan, toen de ziekte haar te pakken had gekregen & er geen zin zonder traan meer over haar lippen ging.
De sprekers stokten, kregen een ondersteunende hand op de schouder van meneer pastoor, hervonden zich, & met een trilling in hun stem wisten ze ’t eind van hun toespraak te halen.
Ik keek steeds om m’n broers & schoonzussen heen, om naar de andere kant van onze rij te kijken, te zien hoe ’t met m’n moeder ging. & Ik schoot elke keer vol als ik ’t zag.

M’n vader wierp nog een laatste blik op de kist, & begeleid door Theo & Yvon bewoog hij vervolgens langs de voorste rij naar de zijkant van de kerk. In ’t middenpad werd langzaam voortbewogen, ’t kruis voorop.
Wij wachtten. Marc, Quint & ik. De rest was ik uit ’t oog verloren. We hadden onze blik naar voren gewend. Waar om de pilaar Pa de hoek om zou komen.
Ik had Pa niet eens gedag gezegd, schoot me te binnen toen hij daar verscheen. Hij zat al opgesloten in de kerkbank toen ik aan ’t uiterste puntje aanschoof. De mis zou toen aanstonds beginnen. Er zeeg al een doek van stilte over de mensen heen.
M’n pet stond op, m’n bril ook. Ik had m’n jas aan, de rits van m’n sweater gedeeltelijk dicht. Ik wachtte, was er klaar voor, hield me groot, terwijl Pa stapvoets dichterbij kwam.
Maar bij ’t aanschouwen van de ogen van Yvon, hield ik ’t niet meer. Ik voelde ze 1 voor 1 onder m’n bril door glippen.

Ik zag in de ogen van m’n vader. Ik las. Ik verwonderde me. & Voelde me tegelijkertijd gegeneerd dat ik ze bij hem veroorzaakte.
Nog nooit eerder, dacht ik.
&: Hij wil niet dat z’n zoon om hem huilt.
&: Hij wil niet weg.
&: Hij weet niet wat verder.
&: ’t Is allemaal emotie, een opeenstapeling van emoties.
&: Hij denkt meer dan je af kan lezen.
& Ik realiseerde me tegelijkertijd dat ik niet wist wat hij dacht achter die tranen.

Ik gaf ‘m zoenen. We gaven ‘m allemaal zoenen. Waarna hij zich vervolgens weer verder liet begeleiden. M’n broers sjokten er achteraan.
Ik verstopte me achter een pilaar, zag in m’n ooghoek de rij verder schuiven, trok m’n jas recht, wreef onder m’n bril langs, & stapte even later verder naar achterin de kerk.
Marc stond daar nog. Hij gaf me een klap om m’n schouder.

We verlieten de kerk, waarvan we ’t bestaan niet meer hadden vermoed in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *