Vader

Ik ben als m’n vader. Ze zeiden ‘t. Waarschijnlijk ook omdat ze gelijkenis zagen.
Tegenwoordig zit mijn haar ook achterover. De brede inhammen. Daarnaast de baard. De grap die alles moet ontspannen.
Maar dat laatste heeft dan weer niets te maken met mijn haar of baard, hoewel soms wel. Olijk ondanks baard. Iets uit de mond laten komen waar snor & baard dat mogelijk kan belemmeren, ‘t niet vanzelfsprekend maakt. Prblwups, daar is ‘t al gezegd.
& Iedereen om hem heen had een lach. Soms minzaam, anders spontaan vrolijk, wat ze niet hadden verwacht.

Ik ben er mee bezig. Probeer ‘t onder denksels te brengen, want woorden zijn inmiddels al meer dan 10 jaar te laat, opgedroogd dacht ik. & Dan ook nog wat Parkinsonjaren daarbij opgeteld.
Ik zie ‘m steeds z’n 1e, wellicht laatste, Parkinsonvisite aan Amsterdam doen. Maar ‘doen’ was toen vooral al aan m’n moeder hangen. Bang dat hij de lijn van rechtuit niet kon volgen, de weg van de spleten tussen tegels.

Hij vergat te praten, hoe dat moest, waar de woorden waren. & Dat begon bij de tegels die hij niet meer lezen kon. Z’n hoofd voorovergebogen, onzeker of de tegelrichels ‘t wel goed hadden of de vergissing bij zijn voeten lag.
M’n moeders arm ineengekronkeld zoals toen ze nog maar net de liefde hadden leren kennen. Nu stumperig, ‘t vertrouwen volledig, wachtend op een volgend oordeel.

‘t Was een mooi beeld. Ondanks stumperig. Een voormalig trotse stoere man vertroeteld door de steun van m’n zorgzame moeder. Ze had ons allen gezoogd.
Je zag ‘t. Ik zag ‘t. Ze wreef ‘m tijdens de volgende stappen over z’n onderarm, terwijl we voortzetten richting de Dam.
De trein zou hen straks weer richting Den Helder leiden. Ik hoopte m’n moeder even rust.

Een reis door nimmer aflatend, maar toch vergeten Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *