‘t Voordeel is dat ik weer weet wat ademhalen is. Hoe je dat moet doen & hoe je je daarvan bewust kan zijn. Elk moment wordt plots geleefd. Elke teug lucht snijdt door m’n keel, doet me benauwen, waar ‘t me normaal leven zou moeten geven, & ‘t me zou zeggen dat ‘t allemaal betrekkelijk is. Alles kan zomaar afgelopen zijn, lucht ik mezelf dan eindelijk op.
Ik weet dat ik niet zo moet praten, want zo druk ik me normaliter niet uit, ‘t klinkt ook zo neerbuigzaam naar ‘t allerhoogste dat er aan ‘t eind toch niet is, maar ik kniel evengoed neer voor ‘t besef dat ik ‘t niet alleen denk te kunnen redden.
Dat hadden ze me nl eerder moeten vertellen.
& Dan besef ik me dat ze, ik denk daarbij aan een samengestelde entiteit van bewustzijnswezentjes die ergens door m’n lijf m’n zijn m’n aanwezigheid alhier ronddwalen (liefst die paar woorden zonder spaties, zodat men zou kunnen voorstellen dat ‘t een 1-wording kan zijn) & me laten beseffen dat ik besta & denk, me realiteitszin bijbrengen, me er op wijzen dat ‘t geen zin heeft te denken dat ‘t nog lang duurt, geen god te zijn in ‘t voelen van mijn eigenste gedachten.
& Nog wat van die complicaties die zich voordoen bij een onnozele man die niet doorhad dat hij weer kon belanden waar hij al eerder was geweest.
Door de neus dus. Voelen dat de buik daarbij rijst. Rustig naar buiten laten glijden via mond. Buik daalt. & In slaap vallen bij beelden van bergetappes waarbij ik angsten uitsta bij de afdaling als de mensen juist weer op adem hadden kunnen komen.
Te veel lucht in Zijperspace.