verstopt

‘2 Flesjes Bitburger?’ vroeg ik.
Daar begon ’t mee. Een onnozele vraag van ’t winkelpersoneel om te informeren naar ‘tgeen met de klant afgerekend moest worden. Onderweg naar de kassa.
’t Was vanuit de veronderstelling dat ik alles overzag. Niet dat ik dat perse wilde, maar ’t is prettig als de klant die indruk krijgt. Aandacht, oplettendheid, zorg. Om maar enkele daaruit voortvloeiende voordelen te noemen. De klant moet ’t idee krijgen dat er aan hem of haar wordt gedacht.
Ik heb echter deze neiging vooral als ’t een persoon is die tot de laatste identiteit behoort. Een ‘haar’.
‘Nee,’ zei deze vrouwspersoon, ‘’t zijn er 3.’
Ze lachte er guitig bij. Terwijl we steeds verder opliepen richting kassa. Zij via haar kant van de toonbank, de openbare, ik via de private weg die slechts ’t personeel mag bewandelen. Daar waar je overzicht houdt. Waarvandaan je de toestand van de winkel controleert.
& Stapje voor stapje, ik was haar met elke stap iets meer aan ’t inhalen & zou de kassa straks als 1e kunnen aantikken, zag ik meer van de uitdagende lach die voor enkele momenten op haar lippen bestorven lag. Ze liep ook niet al te snel, waarschijnlijk uit onervarenheid enkele flesjes bier te moeten dragen.
Ik weet inmiddels dat je beladen met vracht net zo goed dezelfde wandelhouding kan aannemen als dat je je leeghandig voortbeweegt. Materie heeft behoefte aan een vaste hand, een resolute houding, anders gaat ’t proberen zich uit die situatie te wringen. Dingen hechten zich aan de plek waar ze 1maal terecht zijn gekomen. Dingen zullen alles wat in hun vermogen ligt doen om te blijven waar ’t staat. Dingen willen terug naar waar ze vandaan komen. Zo heb ik ’t in ieder geval begrepen. Ik voel me erg aan de dingen verwant, hou ook niet van al te veel verandering.
Maar dit ding zag ik graag lopen. Zeker met de 3 flessen die ze met zich meezeulde, waarvan ik er 1 niet had kunnen lokaliseren. Ze zou me er spoedig een verklaring voor geven.

‘Die ene zat misschien een beetje verstopt,’ lachte ze me toe, terwijl ze de bewuste fles tevoorschijn peuterde & naast z’n 2 kompanen op de toonbank plaatste.
Ik stelde vast dat ik zeer onfatsoenlijk zou zijn geweest als ik de fles wél had ontdekt, zoals-ie weggedrukt had gezeten tussen haar borstpartij, waarbij ik met deze woordkeuze ’t volume ervan probeer te benaderen, & haar linker bovenarm.
Ik glimlachte derhalve terug & besloot tot de opmerking: ‘Die had ik ook nooit kunnen zien.’
Ietwat gewaagd, maar zij had mij de voorzet gegeven om in haar open doel te kunnen schieten.

We rekenden af. Ik vroeg of ze er een tasje bij nodig had. Ze schudde haar hoofd.
‘Dan moet je uitkijken dat je onderweg naar huis niet 1tje kwijtraakt,’ waarschuwde ik haar.
Ze keek me niet-begrijpend aan.
‘Ik stop er 1tje in m’n handtas,’ zei ze, & voegde de daad bij ’t woord door een fles er in weg te proppen, pakte vervolgens de volgende beet. ‘Deze past nog wel in de tas met de andere boodschappen. & De 3e hou ik vast.’
Ze stopte ‘m weer schuin onder haar oksel weg.
‘Moet je straks niet vreemd staan te kijken als je er straks 1tje mist,’ zei ik. ‘Dat gebeurde mij daarnet ook.’
‘Daar ben ik aan gewend,’ zei ze. ‘Ik raak wel vaker wat kwijt.’
Ach, zoveel open deuren & ik stond daar voor apengapen. Ik heb nog braaf gedag gezegd. Heb ‘r nagekeken. Ben weer verder met m’n werk gegaan. Ik heb tot slot ook nog de Bitburger bijgevuld. Want er ontbraken er een paar.

Zijperspace was in ieder geval weer kompleet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *