vijand

’t Zijn de dingen. Alle dingen. Ik moet me wapenen. Want elk moment kan vanuit een onverwachte hoek een ding spontaan iets doen wat ik niet verwacht. Iets wat tegen de verwachting in gaat. ’t Is er niet voor geschapen, maar ’t doet ’t toch.
Ik bestudeer ze, concentreer me op hun bewegingen. Hoewel ze niet kunnen bewegen. Ik ben de enige hier die ze dat kan laten doen. Dacht ik. Ik dacht dat ik de alleenheerschappij op beroering had. Ik geef een stootje & dat heeft een gevolg.
Ik hou daarbij rekening met de krachten der natuur. Zwaartekracht vooral. Daar valt niets tegen te doen.
Ik zeg altijd maar: ‘Zwaartekracht; je doet er niets tegen.’
Ik stel mezelf er ook afhankelijk tegenover. Zwaartekracht kan de dingen dwingen. Over ’t algemeen richting beneden. Daar waar zich ’t andere eind van m’n lichaam bevindt. Daar waar de grootste tegenwerking tegen de zwaartekracht plaatsvindt. De revolte, de oppositie. Alles erboven vaart er wel bij.
Soms valt iets schuin. Dat heeft met andere krachten te maken. Ik ben die andere krachten aan ’t verzamelen. Een inventarisatie is noodzakelijk.
Eigenlijk pleeg ik verzet. Met alle energie die ik in me heb. Ik probeer ’t van me af te houden, niet afhankelijk te worden. Ik weet dat ik langer leef als ik kleine overwinningen boek. Zwaartekracht drukt uiteindelijk alles dood. We worden gedwongen alles gespannen te houden. Op een gegeven moment wordt de spanning gebroken. Als de krachten ’t maar lang genoeg volhouden, dan wordt iedereen gesloopt.
Daar wil ik op verdacht zijn. De slijtage voor. Ik wil de ontkenning zijn. Door ’t sluipgaatje kruipen waar de concentratie van macht verslapt.
Op zich maakt ’t niet zoveel uit of ik mezelf rechtop zet of plat leg. De invloed van de dingen is even groot. Ze gaan door met zijn zoals ze zijn. De krachten blijven ook. De spreiding van de invloed op mijn lichaam lijkt misschien minder last te bezorgen, afhankelijk van de vorm waarin ik mijn lichaam giet, maar ’t resultaat blijft, vreemd genoeg, ‘tzelfde. Misschien doordat training harder maakt.
Ik probeer ’t gat daar ergens tussenin te vinden. In ’t onverwachte voorspelbare. Waar alle theorieën bij elkaar lijken te komen, probeer ik ’t hoekje te vinden waar de verdediging ’t zwakst is. Mezelf laten ontsnappen.
Misschien mezelf ontkennen, maar daar zijn de meningen nog over verdeeld.
Je moet zoiets in ’t hart treffen. Daar wordt tegenstand ’t minst verwacht. & Dwars door ’t centrum terecht komen aan de andere kant. Waar ik m’n eigen wetten kan bepalen.
Maar de dingen, zij werken tegen. Ze houden mij in de gaten, lijken ze te willen zeggen.
Vanochtend, ’t douchegordijn, ’t bewoog. Ik zat m’n boodschap te doen, comfortabel zittend. Daar nodigt de pot toe uit. Voor me de douche, met ’t begeleidend douchegordijn.
Een schuiver hoorde ik. Als een zucht. Een zucht van plastic (mijn douchegordijn is van plastic), schurend langs de muur. ’t Kwam nader.
Ik heb al gezegd dat ik de enige ben die de dingen doet beroeren hier. Dit was een uitzondering.
Ook vanochtend, nu in bed. Moe van niet slapen, legde ik me weer neer. Hoofd in ’t kussen, boek erbij voor als ik toch niet moe bleek.
’t Kussen dat ik niet gebruikte, naast m’n hoofd gelegen. Ik zag ‘m niet, maar wist dat-ie daar was. Daar was-ie immers altijd. ’t Schoof. Ik kon niet zien waar naartoe. Maar ’t klonk als diezelfde zucht. De zucht van dingen ’t zelf te willen doen. Een kreun ook. Een kussen lijkt meer emotie te kunnen tonen. ’t Heeft al veel van me afgekeken.
Laatste maal, ditmaal in ’t begin van de middag. Ik was de eerdere voorvallen alweer vergeten. Weggedrukt. Moest me concentreren weer. Op de dingen die komen gaan, zoals altijd. Aandacht mag niet verslappen is een belangrijk devies.
Ik liep uit de keuken. Met in m’n hand een middagmaaltje in blik. Kon koud gegeten worden. Van de turk afkomstig. De keukendeur had ik opengezet om m’n lichaam voor te bereiden erdoorheen te gaan. Over de drempel wilde ’t blik niet meer. Smeet zichzelf pardoes op de grond.
’t Ergste was dat ik ’t niet voelde. Ook geen zucht, noch kreun. ’t Smeet zichzelf. Tomatensaus op de wand van de gang. Rijst in ’t tapijt. Een bloederig tafereel van etenswaren die rood kleurden.
Ik heb ’t schouwspel ontkent. Snel een theedoek, die je hier eigenlijk niet voor hoort te gebruiken, & een dweil. Weggedrukt zover ’t zich nog liet wegdrukken. Verf over dat wat nog getuigt komt later wel.
Ze moeten weer gaan beseffen dat ik degene ben die de dingen hier doet bewegen. Dat de rest zwaartekracht is. Dat ’t moeilijk verzetten is tegen zulke krachten. Ik zal zegevieren, hoewel ik nog gegevens moet verzamelen over waarover.

Zogauw meer bekend, hoort u van me, vanuit Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *