voorbij

M’n kleine rugzak heb ik in ’t gemeenschappelijk buitenhalletje gezet. Die moet als laatste. Daar zitten spullen in die ik onderweg nodig zou kunnen hebben. M’n pet, m’n sweater, een t-shirt met lange mouwen. Allemaal voor ’t geval ’t gaat regenen. Maar ook een boek, m’n brillenkoker, een nagelknippertje.
‘’t Is m’n handtasje,’ zeg ik wel eens.
Er zit alles in wat ik mogelijk weg van huis nodig zou kunnen hebben.
Die staat dus klaar om voorop de fiets geklemd te gaan worden.
De computer heb ik er achter geplaatst. Achter ’t muurtje. Die hoeven de mensen niet te zien. Daar is-ie te duur voor.
Als laatste zet ik de grote rugzak buiten. Tegen m’n voorwiel. Dan houdt-ie de fiets misschien een beetje in bedwang, terwijl ik met een spin de computer achterop probeer te bevestigen. Bovenop de fietstas.
In de beide vakken van de fietstas heb ik al even plastic tassen gestopt. Schone kleren, daar zijn ze mee gevuld. Weegt niet te veel. Dat zal de fiets niet uit balans brengen.
Nu de computer er dus bovenop.

De deur van de buurvrouw gaat open.
Die wil natuurlijk weten waarom de haldeur telkens weer dicht klapt.
Soms krijg je ’t idee dat ze achter haar deur staat te wachten tot 1 van ons naar buiten loopt. Komt ze bijna gelijktijdig met ons uit haar deur tevoorschijn. Met vriendelijk lachje ‘Hallo’ of ‘Goedemorgen’, waardoor je ’t haar niet euvel kan duiden, die nieuwsgierigheid.
‘Ach, ze is oud,’ denk ik dan.
‘Jemig,’ denkt Roswitha echter ondertussen, ‘ze dementeert.’
Zij heeft al wat langer met haar buurvrouw te maken. Ze maakt ook vaak een praatje. Misschien dat de buurvrouw naar buiten komt voor dat hele korte praatje. Wat heeft ze nog meer, behalve dan zo af & toe visite?

Inderdaad. Visite komt door de deur. Gezichten die ik nog niet eerder heb gezien. Een echtpaar dat bezig is de jassen nog even recht te trekken.
’t Is een natte dag. & Er staat een stevige wind. Ik moet er zelf ook om denken met m’n computer achterop.
‘Zo, ga je op vakantie?’ zegt de man.
Hij bekijkt m’n bagage. Z’n vrouw kijkt mee.
‘Je bent bepakt & bezakt,’ zegt zij.
‘Nee, ik ga weer naar huis,’ zeg ik. ‘Ik heb bij m’n vriendin gelogeerd.’
Ik geef een knikje naar ’t raam van Roswitha.
De buurvrouw komt achter ’t stel aan naar buiten. Haar lachje met ‘Hallo’ of ‘Goedemorgen’ doet ze weer. ‘Goedemiddag’ zal ’t op dit tijdstip van de dag wel zijn.
Ze zegt naar de zich verwijderende visite: ‘Ik blijf niet buiten staan, hoor.’
Ze trekt haar vestje nog even wat strakker om haar schouders, terwijl ze ’t vertrekkende stel nakijkt. Die lopen naar hun auto, even verderop. Ze lijken haar laatste mededeling niet te hebben gehoord. Dus blijft de buurvrouw staan. Armen om haar middel. Een beetje voorovergebogen. Om de warmte niet te laten vervluchtigen.
Ze zwaait & ze zijn weg.

De buurvrouw kijkt naar mij.
‘Zo, ga je op vakantie?’ vraagt ze.
Hier zou Roswitha zich gaan ergeren, bedenk ik.
‘Nee,’ reageer ik, ‘de logeerpartij zit er op. Ik moet weer naar huis. Aan ’t werk.’
‘Oh, waar woon je dan?’ vraagt ze terwijl ik de spin over m’n computer vast maak.
‘Amsterdam.’
‘Fiets je daar helemaal naartoe?’
‘Nee, de fiets gaat mee de trein in.’
Ze kijkt nog even naar m’n handelingen. Trekt vervolgens haar vestje bij haar hals toe & schuifelt naar haar voordeur.
‘Nou, goede reis dan.’
‘Ja, tot kijk weer.’

‘De buurvrouw kwam nog even naar buiten,’ zeg ik tegen Roswitha.
‘Oh, ze moest weer komen kijken?’
‘Nee, ze zei haar visite gedag. Maar ze moest wel weten of ik op vakantie ging.’
‘Wat zei je?’
‘Dat ik naar huis ging. Dat m’n vakantie juist voorbij was.’

We moeten de economie weer draaiende houden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *