opstaan

Ik stap uit bed. Computer aan. Terwijl-ie op gang komt zet ik water op voor thee.
Ik start Firefox op. Ga naar de site voor m’n meel. Loginnaam, wachtwoord.
Een gedicht staat klaar. Zoals elke dag van de doordeweekse week. Na lezing gooi ik ‘m weg. Er is al te veel dat ik kan bewaren.
Een meeltje van Roswitha blijkt in de tussentijd binnen te zijn gekomen.

Ben je al uit bed, of lig je nog lekker?

(wel een raar idee hoor)
(dat jij niet zo naar huis gaat)
(maar blijft)
(en dan nog een dagje)
(en nog 1)
(en nog 1)

Ik antwoord, nog onaangekleed.

Zo, mevrouw. Ik ben net uit bed. Ik stond op ‘t punt jou een meeltje te sturen, maar ik moest 1st ‘t gedicht van Laurensz Jsz Coster lezen, die me middels ‘t dagelijkse meeltje was voorgeschoteld. ‘t Was een nogal lange, dus ik was net te laat om jou voor te zijn met ‘t melen van een berichtje.
Ik was nl nieuwsgierig naar wat de buuv allemaal vanochtend te melden had, of dat ze misschien haar oregano weer terug wilde hebben (dat hadden we gisteravond natuurlijk zelf moeten doen, hoewel: ze wilde vroeg naar bed, dus dat kon ook weer niet).
Hier is voor de rest niets bijzonders gebeurd, behalve dat 1 van de katten akelig begon te janken toen jij de deur nog maar net achter je had dicht gedaan. Ik heb ‘m, of haar, toen maar dmv wat keelschrappen & enkele tuttuttuts laten weten dat ik er ook nog was. Of hij, dan wel zij, daar even rekening mee wilde houden.
Zo, nu moest ik me maar ‘ns aankleden. Want zo met m’n tampeloeres leunend op een kussentje op de compstoel is ook maar niets.

(moet nou echter wel gaan bedenken hoe ik m’n dag zal gaan indelen)
(vooral achter de comp is de bedoeling)
(ik zal ‘ns beginnen met een visite aan de wc)
(maar dat zal je vast niet willen weten)

Ik drink thee, met rietsuiker; kan de gewone suiker niet vinden. Eet ontbijt. Vergeet me nog steeds aan te kleden. Sta op ’t punt Potter te pakken & weer in bed te gaan liggen als m’n mobiel gaat.
Roswitha vanaf werk, zie ik aan ’t nr.

‘Dag, mevrouw.’
‘Dag, meneer. ’t Is hier veel drukker dan anders. Ik kom er niet aan toe je een meeltje terug te sturen. Daarom dacht ik: ik bel maar snel even. Oh, daar komen alweer mensen aan. Snel dus. Had je niet meegekregen wat er vanochtend met de buurvrouw was?’
‘Nee, ik hoorde wel iets, maar dat was alles.’
‘Ik belde vlak voor ik vertrok bij haar aan. Om de oregano terug te geven. Maar toen ze open deed zei ze dat ik ’t wel mocht houden. Ze gebruikte ’t zelf toch niet meer.’
‘Toch wel lief.’
‘O ja, & dat van die poes is wel vreemd. Zou dat altijd zo zijn als ik weg ga?’
‘Ja, ’t klonk wel zielig. Meteen nadat jij weg was.’
‘Ik moet nu ophangen. Ik moet mensen helpen.’
‘Kan je nog snel vertellen waar de suiker is?’
‘Op de boekenkast. & De extra voorraad staat in ’t keukenkastje bij de andere zoetigheid.’
‘O ja.’
‘Kusje.’
‘Ja, kus.’

Ik heb nog geen trek in een 2e bak thee. Ga 1st Potter in bed lezen. Tot 12 uur. Niet langer. Mag niet van mezelf.
Als ik even later m’n meel bekijk is er weer wat van Roswitha binnengekomen.

Heb je de suikerzak (wanneer je ‘t suikerpotje vult wordt de zak vanzelf een zakje) inmiddels gevonden? ‘t Staat in het rechter bovenkastje helemaal rechts achteraan. Alle andere zoetigheden voorbij.

(brr, ‘t is veel te druk hier)
(bij elk woord dat ik typ)
(moet ik een verplichte pauze)

Ik zet weer water op. Zoek naar de zak. Vul de pot ermee. De zak wordt inderdaad een zakje.

De dag gaat beginnen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *