t Vrouwtje lijkt toenadering te zoeken. Gaat van triptriptrip over de rand van de plank, keert zich om, huphup, & gaat dan zitten wachten tot de man geïnteresseerd genoeg is om achter haar aan te gaan. & Soms doet-ie dat ook.
t Is als een voorstelling van schaduwtheater. Wajang merel.
In de minieme wijzigingen in t spel moet je de essentie proberen te zien. Zo heb ik mezelf ooit geleerd. Als ze zich de hele tijd tzelfde gedragen, moet een kleine verandering in t patroon iets betekenen.
Maar dan dicht ik ze menselijke eigenschappen toe.
Alsof dat heen & weer gedribbel op een echtelijke ruzie zou moeten wijzen. Ze weten niet eens wat huwelijkse staat in moet houden.
Gaat ze weer. Triptriptrip. Zelfs nog een extra trip.
Daar is t mannetje niet van gediend. Hij komt met snavel recht vooruit op haar af. Die wil-ie blijkbaar door haar verenkleed boren.
Stoïcijns kijkt zij de andere kant op. Haar snavel wijst in ieder geval weg van hem.
& Als ze merkt dat hij te dichtbij komt, gaat zij t toneel af.
t Is alsof ze zich heel erg bewust zijn van de manier waarop de schutting zich voor mij als podium presenteert. Nou ja, dat zij zich daar presenteren, & de schutting als podium ervoor gebruiken. Ze huppelen toeschouwerbewust heen & weer over de rand van de plat gestapelde planken, binnen t kader van mijn tuin.
Ze hadden t ook bij de buren kunnen doen, maar al uren, nee, dagen, vertellen ze over hun echtelijke staat, hun kleine verhaaltjes met pietepeuterige variaties, tegen de achtergrond van mijn tuin.
Dit was een aanval. Een schijnaanval. Ze rende op m af, sloeg haar vleugels uit vlak voordat ze hem bereikte & flapperde dreigend over m heen. Niets raakte iets. Hij sprong ook op, deed ook met zn vleugels niets raken, om de schertsvertoning compleet te maken & vervolgens zitten ze t volgende moment allebei weer rustig. Bezinning voor de aanvang van de volgende scène.
Ik probeer t te voorkomen, maar toch kan ik niet anders dan denken dat ze menselijke gevoelens hebben. Hij doet niet wat zij wil, zij doet wat hij niet wil, ze vervelen zich, ze willen ergens naartoe, maar zijn t nog niet eens over hoe ze daarheen zullen gaan & ondertussen maak ik me ook nog druk om de mogelijke splinters die van t hout los kunnen laten & in hun tenen kunnen blijven steken.
Ik weet dat als ik met mn hand over die schutting zou strijken, ik binnen een meter iets in mn vinger zou hebben steken. Daar zijn zij blijkbaar ongevoelig voor.
Ze hebben weer een gevecht achter de rug. Een luchtgevecht, vlak boven & langs de schutting. De vleugels sloegen wild uiteen, als lijkt t de bedoeling elkander ns flink ermee in t gezicht te slaan. Dan verdwijnen ze van t podium, laten zich afzakken in de tuin van mn achterburen & t volgende moment komt de man triomfantelijk maar zenuwachtig weer op de schutting staan. Zn staartveren trillen op & neer & zn snavel steekt hautain boven alles uit.
& Dat is al de 5e keer dat ik deze scène zie. De ene keer links in beeld, dan weer rechts, maar meestal in t midden. Om me er goed uitzicht op te geven.
Ze vervelen zich blijkbaar nooit. Waarschijnlijk weten ze niet dat ze een herhaling van een herhaling aan t opvoeren zijn.
Ik zat eens op de boot naar Dover, een paar uur lang. In t cafetaria aan de voorkant van t schip zat een stel zwijgend voor zich uit te staren. t Grootste deel van de reis kon je niets anders zien dan water & wolken.
Ik probeerde een boek te lezen, maar werd steeds afgeleid door t niets dat met t stel gebeurde. Ze zaten daar maar naast elkaar, zeiden niets, deden niets. Zelfs geen bakje koffie dronken ze. Een enkele keer had de man jeuk aan zn neus. & De vrouw krabde zich achter haar oor.
Ik heb ze zelfs niet op zien staan toen men aankondigde dat t tijd was ons terug richting autos te gaan begeven.
Eigenlijk kijk ik liever naar de continue voorstelling van de merels, weet ik nu. Maar ik werd zo stil van t totale niets dat zich in de gezichten van t stel lag bevroren.
Dan ben ik blij dat ik niet hoef te zwijgen in Zijperspace.