wapens

‘t Is een komen & gaan van mensen die blikjes of flesjes bier uit de koelkast willen hebben. Ook al is ‘t koud buiten. Men wil nou 1maal iets te drinken hebben bij ‘t demonstreren. Of terwijl men toekijkt, zoals Westmalle & de Marokkaan.
‘Hé,’ zegt Westmalle, terwijl ze binnenkomen, ‘waar denk jij nou dat die oorlog om gevoerd wordt? Daar zijn wij al een tijdje over aan ‘t discussiëren. Al die demonstranten die voorbij lopen denken dat ‘t oorlog vanwege de olie is. Staat allemaal op hun spandoeken.’
Westmalle loopt tijdens ‘t praten naar boven om een flesje uit ‘t schap te pakken. Hij kijkt onderwijl naar mij om, vervolgt z’n verhaal, beweegt z’n arm om ‘t verhaal kracht bij te zetten, & heeft totaal geen aandacht voor de Marokkaan.
‘Hallo,’ zegt deze, ‘hoe gaat ‘t?’
Dat is 1 van de redenen waarom ik ‘m niet uit kan staan. Hij zegt dingen die hij niet meent. Alsof hij zou willen weten hoe ‘t met ons gaat. Z’n glimlach is gebakken lucht.
‘Zou je misschien de deur achter je willen dicht doen?’ vraag ik ‘m. ‘Wij staan hier slechts in t-shirtjes.’
Westmalle komt druk verder betogend naar beneden lopen. Hij is er nog niet mee klaar.
‘Die oorlog voeren ze omdat ze hun wapens kwijt moeten. Wat denk je dat de grootste industrie in Amerika is? Waar wordt ‘t meeste geld mee verdiend? & Wat is de grootste kostenpost in de begroting van de Verenigde Staten? Als ze nu oorlog kunnen voeren dan kunnen ze die wapens gebruiken. Dat heb je toch wel op tv gezien, tijdens die vorige oorlog? De Golfoorlog. Hadden ze opeens de meest moderne vliegtuigen & wapens. Eindelijk konden ze die gebruiken. Dat is nu gewoon ook zo. & Hoe denk je dat Irak aan al die wapens komt? Al die chemische wapens die zij hebben, hebben ze allemaal gekocht van Frankrijk & Duitsland. Daarom zijn die tegen die oorlog. Want als er straks een bom opvalt & ze vinden de onderdelen, dan vinden ze allemaal stickertjes, waarop staat: Preparé en France; of: Gemacht in Deutschland. Ze willen niet dat dat ontdekt wordt.’
Westmalle staat nog ½erwege de trap.
‘Wat heb jij?’ vraagt de Marokkaan.
Westmalle wordt even uit z’n verhaal weggerukt: ‘Oh, dit.’
Hij laat z’n flesje zien.
‘Dat wil ik ook. Is dat lekker? Dat haal je van boven?’ zegt de Marokkaan, onderwijl al Westmalle passerend. Als hij terugkomt bij de kassa rekent-ie voor beide flesjes af. Westmalle praat gewoon verder.
‘Daar hebben we ‘t nou al een uur over. Met z’n 2-en. Ze denken allemaal dat ‘t vanwege de olie is, maar er wordt genoeg olie geboord op de rest van de wereld. Irak was 10 jaar geleden nog vriendjes met Amerika, heeft ook allemaal wapens gekocht van ze, & nu wil Amerika dat die wapens vernietigd worden.’
‘Moet ik ‘t flesje terugbrengen bij jullie?’ vraagt de Marokkaan.
‘Ja,’ antwoord ik, ‘er zit statiegeld op.’
‘Ach, dat hoefde ik niet te weten. Kan ik ’t ook bij iemand anders kwijt? Straks loop ik door de Albert Heijn met zo’n flesje, kan ik ’t daar ook inleveren?’
‘Dat hangt er vanaf of zij ’t ook verkopen. Maar bij ons kan je ’t in ieder geval altijd kwijt.’
Ze lopen naar buiten, maar Westmalle is nog lang niet klaar.
‘’t Gaat allemaal om wapens,’ kan-ie nog net zeggen voordat de Marokkaan ‘m verder door de deur duwt. De deur blijft bij die aktie weer open staan. Ik zal ’t zelf moeten doen.

Enkele minuten later komt de Marokkaan weer aanzetten. Hij komt gelijk op de toonbank aanlopen. Ik ben echter nog met een andere klant bezig. Tussendoor heb ik echter nog wel de tijd om te vragen of-ie de deur weer wil dichtdoen.
‘Wat?’
‘Kan je nou ‘ns een keertje de deur achter je dichtdoen?’ herhaal ik geïrriteerd.
‘Maar ik kom alleen maar een flesje terugbrengen,’ zegt-ie verongelijkt.
‘1st Moet ik deze klant helpen, dus in de tussentijd kan jij de deur sluiten. Dat moet toch niet te moeilijk zijn?’
Als ik ‘m z’n duppie statiegeld heb gegeven, laat-ie bij ’t verlaten van de winkel weer de deur openstaan. Ik wil ‘m wat naroepen, maar bij de deur kom ik Westmalle tegen.
‘Ik word gek van die gozer.’
‘Oh, sorry, dat wist ik niet. Ik had ‘m meegenomen omdat we ’t over de oorlog hadden. Voor de rest ken ik ‘m niet, behalve dan dat-ie altijd pillen voor de Albert Heijn staat te verkopen. We raakten gewoon aan de praat over waarom Amerika nou perse oorlog wilde voeren. Niemand was ’t met ons eens & zo raakten we verder in gesprek.’
‘Volgens mij heb je trouwens ongelijk. Amerika produceert zelf die wapens & moet ze tijdens die oorlog ook gebruiken. Dat zou ‘tzelfde betekenen als dat de eigenaar van deze winkel al z’n bier zelf zou drinken.’
‘Nee, da’s geen vergelijking. Jouw baas heeft een winkel. Als ik m’n bier niet bij hem koop, dan koop ik ’t bij iemand anders. Dan heeft hij straks niets meer te eten. Bij Amerika is ’t anders. Zij maken de meeste wapens in de wereld. Iedereen moet wel bij hun kopen. Hun hele economie is op wapenindustrie gebouwd. Nee joh, die oorlog gaat om wapens. Niet om olie.’

Maar dorstig blijft men altijd in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *