wassen

In de serie over mensen die ik heb gekend wil ik ‘t nu kort hebben over de man die z’n handen waste met zand.
‘t Was een grote man. Met blond kort haar. Z’n armen waren lang. Zo lang dat ze me altijd bij m’n nekharen konden grijpen. Soms deed-ie dat zelfs ongewild. Z’n handen moesten iets, zei hij dan achteraf. Hij xcuseerde zich ervoor. Niet te lang, slechts een kort xcuus. Van: ‘t gebeurde gewoon. Moet je maar niet zo snel & plots bewegen. Maar ondertussen greep-ie me beet & gaf-ie me een ferme tik op de handen. Handen die niet hadden gedaan wat zijn wil daarvoor had opgedragen te doen. Wat dat ook mocht zijn.

Achteraf denk ik: was die man wel oud, of zou hij ‘t ooit wel worden? Waar zat dan de baard, die mijn vader toch zeker wel had? Wie haalt ‘t in z’n hoofd z’n schenen te betasten met ‘t blad van de bijl? Wie haalt ‘t in z’n hoofd z’n wond vervolgens niet te verzorgen? & Bovenal vroeg ik me af waar z’n vader eigenlijk was. Hij kon toch niet alleen maar met z’n moeder op een camping verblijven.
Hij liep hinkend, met een gapende wond, langzaam helend, onder z’n broekspijpen over ‘t terrein de kinderen te vermanen zich te gedragen. De wond moest open blijven, want dan zou de genezing eerder plaatsvinden, zo was zijn overtuiging. Misschien dat ik ‘m verkeerd begreep. Wij kregen daardoor in ieder geval zo af & toe de gelegenheid zijn wond te aanschouwen.

Hij hield dus de kinderen in de gaten, terwijl de ouders afwezig waren.
Er mocht niet met zand gegooid te worden, er mocht niet met de kegels gesmeten worden, er mocht niet met de tentstokken geworpen worden, er mocht niet hard tegen de bal getrapt worden. Graven mocht ook al niet. Maar ondertussen vond-ie kinderen leuk. Als ze maar eerlijk speelden bij blikkietrap. & Niet te diepe kuilen graafden.

Nu moet ik mijn verhaal een korte wending geven. Om wat meer duidelijkheid te scheppen in ‘t gevoel die wij kinderen hadden tegenover deze man. Of misschien was ‘t nog maar een jongeling. Wij beschouwden ‘m echter als man.
Een korte wending dus.
Ik liep daarnet naar de keuken. ‘t Licht had ik zo-even uit gedaan; ik zou toch niet voor slaaptijd terugkomen aldaar. Maar plots had ik bedacht dat ik een nieuw pakje zakdoekjes nodig had. Altijd ruim op voorraad, maar ook altijd op de plek waar ik me niet bevind.
Ik dacht: ik kan de grote pak zakdoeken makkelijk op de tast vinden: ze liggen achteraan ‘t kastje onder de wasbak, ergens in ‘t midden. Licht is niet nodig.
Ik bedacht echter ook: stel dat er zich een rat in die kast bevind, wat doe ik dan? Krijg ik dan spijt dat ik ‘t licht niet heb aangedaan?
Dus ik heb ‘t licht aangedaan.

In zo’n soortgelijke situatie zaten wij mbt de man die z’n handen waste met zand.

Hij sprenkelde wat water over z’n handen & pakte een handvol zand. We zaten midden in een bos. Overal tussen de bomen & langs de paden was zand te vinden. Dat zand wreef-ie over z’n handen. Alle hoeken & gaten. Daarna spoelde hij z’n handen met nog wat water. Z’n handen waren schoon.
‘De beste manier om je handen schoon te krijgen.’

Ik was alleen maar bang dat er een drol in ‘t zand zou zitten.

Zijperspace ligt vol met drollen, verstopt in kasten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *